De nationale en internationale dynamiek is veranderd en verandert de komende decennia verder: sterk groeiende internationale concurrentie, verschuiving van Europese groei naar Oost-Europa en van internationale consumptie naar Azië, grotere nadruk op het terugdringen van CO2-uitstoot, en toenemende complexiteit van technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Het is daarom niet vanzelfsprekend dat het huidige mainportbeleid een goed antwoord is op de nieuwe uitdagingen die zich voordoen. Het kabinet heeft de Raad voor de Leefomgeving en infrastructuur RLi daarom de volgende adviesvraag gesteld: vraagt de toekomstige positie van Nederlandse mainports, mede bezien vanuit mondiale ontwikkelingen, om ander beleid? De legitimatie van het mainport- beleid heeft nog steeds een zware economische component: de mainports worden door diverse partijen, waaronder het Rijk, beschouwd als de motoren van de Nederlandse economie. De Raad concludeert in hoofdstuk 2 van dit advies echter dat de Rotterdamse haven en Schiphol niet de motor van de Nederlandse economie vormen. Door deze conclusie is de adviesvraag in een ander perspectief komen te staan. Als de positie van Schiphol en de haven van Rotterdam niet langer die van de motor is, is er dan nog apart mainportbeleid nodig en zo nee, wat voor beleid dan wel? Aanbevelingen van de Raad hierover worden vanaf hoofdstuk 3 uitgewerkt. Verschillende conclusies en aanbevelingen van de Raad worden in Deel 2 nader onderbouwd. (Author/publisher)
Abstract