Deze factsheet plaatst de verkeersveiligheid in Nederland in internationaal perspectief. Het aantal ernstig verkeersgewonden is slecht vergelijkbaar, daarom kijken we vrijwel uitsluitend naar verkeersdoden. Voor Nederland gebruiken we daarbij de werkelijke aantallen van het CBS, dat wil zeggen gecorrigeerd voor onderregistratie. Hiervoor is gekozen omdat in ons land naar verhouding veel slachtoffers vallen onder fietsers en juist deze ongevallen lang niet altijd geregistreerd worden. De geregistreerde aantallen zouden dus vooral voor Nederland een te rooskleurig beeld geven.

Deze factsheet beschrijft de verkeersveiligheid van het openbaar vervoer en van spoorwegovergangen- plaatsen waarop het wegen- en spoornetwerk elkaar kruisen. Onder voertuigen voor openbaar vervoer vallen OV-bussen, trams/lightrail-voertuigen en treinen. Deze factsheet beperkt zich tot verkeersslachtoffers waarbij een OV-voertuig betrokken is: suïcide en slachtoffers door sociale onveiligheid (geweld in het OV) worden buiten beschouwing gelaten. Behalve openbaar vervoer en spoorwegovergangen, wordt in deze factsheet ook ingegaan op de verkeersveiligheid van taxi’s.

Elk jaar overlijden er gemiddeld meer dan 50 personen nadat ze met hun voertuig te water zijn geraakt. Meer dan twee derde overlijdt door verdrinking. De slachtoffers zijn voornamelijk inzittenden van personenauto’s, maar ook onder fietsers en scootmobielrijders vallen veel slachtoffers. Daarnaast zijn het vooral mannen en mensen in de leeftijdsgroep van 18-24 jaar. Ondanks het hoge aantal slachtoffers is er niet veel bekend over de mogelijke oorzaken van ongevallen met voertuigen te water in Nederland.

Een veilige infrastructuur is van levensbelang voor voetgangers en fietsers. In 2010-2019 was 40% van het totale aantal verkeersdoden voetganger of fietser. Van het totale aantal ernstig verkeersgewonden was in 2018 zelfs 69% voetganger of fietser.

Duurzaam Veilig Wegverkeer houdt in dat de verkeersomgeving zó is ingericht, dat er geen ernstige ongevallen kunnen gebeuren. En dat als er tóch een ongeval plaatsvindt, de ernst van de afloop beperkt blijft. De mens wordt hierbij als ‘maat der dingen’ genomen: de mens die kwetsbaar is, fouten maakt en zich niet altijd aan regels houdt. De wegomgeving, voertuigen en technologie moeten de mens ondersteuning en bescherming bieden zodat de veiligheid van het verkeerssysteem zo min mogelijk afhankelijk is van individuele handelingen.

Visuele informatie is voor verkeersdeelname van groot belang. Zowel openbare verlichting als voertuigverlichting helpt om in het donker de verkeerssituatie te (over)zien en om zelf gezien te worden. Het plaatsen van openbare verlichting zorgt voor een afname van 50% van het aantal letselongevallen in het donker. Nadelen van openbare verlichting zijn onder andere de kans op botsingen met lichtmasten, lichthinder en de kosten voor materiaal, onderhoud en energieverbruik. De effecten van verlaging van het verlichtingsniveau op autosnelwegen op de verkeersveiligheid verschillen per situatie.

Een 30km/uur-gebied wordt ook wel een ‘zone 30’ of ‘verblijfsgebied’ genoemd. Het gebied ligt meestal binnen de bebouwde kom en bestaat uit aaneengesloten erftoegangswegen met een snelheidslimiet van 30 km/uur. De gebieden hebben een verblijfsfunctie waar langzaam en gemotoriseerd verkeer mengen. Om die reden moet de snelheid laag zijn (maximaal 30 km/uur). Door bijvoorbeeld infrastructurele maatregelen op zowel wegvakken als op kruispunten (denk aan drempels, plateaus en wegversmallingen), is een dergelijke lage snelheid te realiseren.

Een progressief sanctiesysteem houdt in dat men zwaardere of ingrijpender sancties krijgt opgelegd naarmate men meer overtredingen maakt. Een progressief sanctiesysteem wordt vaak een progressief boetesysteem genoemd als het om oplopende financiële sancties (geldboetes) gaat, maar ook (andere) recidiveregelingen zoals puntensystemen kunnen gezien worden als een progressief sanctiesysteem.