Jonge automobilisten hebben een hoog ongevalsrisico. Dit komt mede doordat hogere-ordevaardigheden – hiermee bedoelen we vaardigheden zoals zelfinzicht en sociale weerbaarheid – bij jonge automobilisten nog volop in ontwikkeling zijn. Om het ongevalsrisico van jonge automobilisten te verlagen en de kwaliteit van de rijopleiding te vergroten, is een Nationaal Leerplan opgesteld waarin staat dat hogere-ordevaardigheden een plek zouden moeten krijgen in de rijopleiding B. In het SWOV-rapport ‘Hoe leren we jonge automobilisten veilig verkeersgedrag?’[1] staat beschreven dat het aanleren van houding ten opzichte van verkeersveiligheid, zelfinzicht en kalibratie (het afstemmen van de zwaarte van de rijtaak aan de eigen vaardigheden) niet eenvoudig is. Voor een implementatie van trainingen voor hogere-ordevaardigheden in de rijopleiding, hebben we onszelf de volgende vraag gesteld: Welke bestaande trainingen zijn geschikt voor het onderwijzen van hogere-ordevaardigheden in de Nederlandse rijopleiding?
We hebben ons daarbij beperkt tot de hogere-ordevaardigheden waar nog weinig over bekend is en die waarschijnlijk wel binnen de rijopleiding te bespreken zijn: houding ten opzichte van verkeersveiligheid, zelfinzicht en kalibratie.
Beperken van het aantal trainingen tot een shortlist
Om de onderzoeksvraag vraag te beantwoorden, hebben we een literatuuronderzoek gedaan naar artikelen die een training evalueren die gericht is op het aanleren van hogere-ordevaardigheden aan jonge automobilisten. We hebben in een aantal stappen het aantal trainingen gereduceerd tot een shortlist van acht trainingen die gericht zijn op jonge automobilisten en die houding, zelfinzicht en kalibratie behandelen. Dit proces is samengevat in onderstaande afbeelding.
Samenvatting van het selectieproces om tot de shortlist te komen
De trainingen van de shortlist
Uit deze inventarisatie blijkt dat we geen training hebben kunnen vinden voor de hogere-ordevaardigheden motivatie, houding, zelfinzicht en kalibratie die geschikt is voor implementatie aan het begin van de rijopleiding en een-op-een naar de Nederlandse situatie vertaald kan worden. De ene helft van de trainingen op de shortlist waren pre-drivertrainingen: trainingen gericht op jongeren voordat ze aan de rijopleiding beginnen. Deze trainingen waren veelal bestemd voor 16‑17-jarigen en deze doelgroep is net wat jonger, maar komt redelijk overeen met de doelgroep van leerlingen bij aanvang van de Nederlandse rijopleiding. De andere helft van de trainingen waren tweedefaserijopleidingen: trainingen voor jonge automobilisten die een aanvulling vormen op de initiële rijopleiding. Deze doelgroep staat wat verder af van de jongeren die aan de start van hun rijopleiding staan: ze zijn net wat ouder en beheersen de basisvaardigheden om auto te rijden. De trainingen van de shortlist en hun doelgroepen zijn hieronder weergegeven.
Life Awareness Workshop (LAW): Pre-drivers/middelbare scholieren
Terugkommoment: Tweedefaserijopleiding/beginnende bestuurders
DriveFit intervention: Pre-drivers/middelbare scholieren
RYDA: Pre-drivers/middelbare scholieren
Driver Training Research camp: Beperkt- of volledig-rijbewijsbezitters, vergelijkbaar met tweedefaserijopleiding
RACC's training program (NovEV): Tweedefaserijopleiding/beginnende bestuurders
Pre-Learner Licence Course (PLLC): Pre-drivers
Drive Xperience (NovEV): Tweedefaserijopleiding/beginnende bestuurders
Conclusie
We hebben op basis van deze acht bestudeerde trainingen potentiële elementen beschreven waaruit een training van de hogere-ordevaardigheden houding, zelfinzicht en kalibratie zou kunnen bestaan.
Motivatie en houding
Voor motivatie en houding stellen we voor om leerlingen een becommentarieerde rit (een rit waarbij de leerling tijdens het rijden vertelt waar hij op let bij het autorijden) te laten rijden op de weg of in een rijsimulator waarbij de leerlingen in verschillende situaties terecht kunnen komen. Een alternatief is om leerlingen te laten kijken naar de rit van een verder-gevorderde medeleerling of te laten kijken naar beeldmateriaal van autoritten in ingewikkelde verkeerssituaties. Na een van deze ervaringen kan in het groepje dat gezamenlijk heeft gereden, gediscussieerd worden over de ervaringen, met als doel de leerlingen te laten beseffen dat veilige verkeersdeelname meer is dan alleen de auto leren bedienen.
Zelfinzicht en kalibratie
Voor het trainen van zelfinzicht en daaruit voortvloeiend kalibratie hebben we een aantal mogelijkheden gezien bij het bespreken van de trainingen in dit rapport:
- Voorbereiding van elke rit. Een routine opbouwen waarbij je voor elke rit nadenkt over je eigen staat (vermoeidheid, emoties, middelengebruik, enzovoort), de omstandigheden (weersomstandigheden, moment van de dag, passagiers, enzovoort) en of het wel veilig is om op dat moment achter het stuur te gaan zitten. Dit kan je aan de orde stellen in een workshop en daarna door de leerlingen zelf toe te laten passen bij elke rijles, als onderdeel van de routine bij het starten van de rit.
- Zelfevaluatie na elke rit. Zelfevaluatie is iets wat je zou moeten oefenen zodat dat ook een routine wordt. Bij een workshop of start van de rijlessen kan dit toegelicht worden, met eventueel een digitaal formulier of dagboek dat hiervoor gebruikt kan worden. De leerling geeft na elke les aan wat hij vindt dat goed of slecht is gegaan, en hoe hij dat gaat verbeteren. De instructeur geeft hier feedback over. Zo krijgt de leerling een routine in het nadenken over het eigen autorijden dat hij kan vasthouden na de rijlessen.
- Actieplan opstellen. Een workshop kan eindigen met het maken van een actieplan om veilig aan het verkeer deel te nemen. Onderdeel van dit plan is het beschrijven in welke situaties het moeilijk zal zijn om je hieraan te houden en hoe je zorgt dat je dat dan toch doet. Het schrijven van een actieplan zal resulteren in zelfbedachte manieren om verleidingen te weerstaan en veilig rijgedrag te borgen, met voor de leerling behapbare momenten van zelfreflectie en mogelijkheden om onveilig gedrag te vermijden.
Het belang van herhaling en een goede trainer
Een belangrijk punt dat meerdere keren terugkwam bij het bestuderen van de trainingen is dat een enkel contactmoment niet voldoende is om langdurige gedragsverandering teweeg te brengen. Herhaling van de boodschap van een training in de rijlessen kan zorgen voor het inslijten van gedragspatronen (routine) ter voorbereiding en ter afsluiting van een rit.
Om de lesstof goed over te kunnen dragen, is het van belang dat de trainer zelf goed getraind is in de nieuwe manier van instrueren, en achter de methodiek en het doel van de training staat. Dit geldt voor de rijinstructeurs van reguliere rijlessen, maar er zullen ook trainers voor de nieuwe elementen van de rijopleiding gevonden en opgeleid moeten worden.
Aanbevelingen
Op basis van bovenstaande bevindingen en de conclusies van het SWOV-rapport ‘Hoe leren we jonge automobilisten veilig verkeersgedrag?’ kunnen we een aantal aanbevelingen doen. We adviseren het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat om een training, waarvan we hierboven een aantal elementen hebben geschetst, in het Nationaal Leerplan voor rijbewijs B op te nemen om de houding ten opzichte van verkeersveiligheid, en zelfinzicht en kalibratie te trainen. We verwachten dat dit bij aanvang van de rijopleiding het meeste effect zal hebben omdat deze vaardigheden ook bijdragen aan een effectiever leerproces. Daarnaast zijn jongeren bezig met het hun zelfbeeld en stimuleert de training van houding en kalibratievaardigheden deze ontwikkeling. Natuurlijk zal een nieuwe training eerst, voor de implementatie ervan, zorgvuldig getest moeten worden op effectiviteit, uitvoerbaarheid en draagvlak.
Daarnaast adviseren we om manieren te zoeken om ook de overige hogere-ordevaardigheden te vergroten bij jonge automobilisten. Wat betreft gevaarherkenning zal dit ook binnen de rijopleiding kunnen plaatsvinden in een aparte training waarbij ook aandacht wordt besteed aan het toepassen van de vaardigheden in het echte verkeer. Risico-inzicht en -beheersing past ook binnen de rijopleiding, maar het zal nog onderzocht moeten worden hoe dit er het beste uit kan zien. Sociale weerbaarheid is een vaardigheid die waarschijnlijk beter buiten de rijopleiding aan de orde kan komen. Hiervoor moet samengewerkt worden met andere ministeries zoals het ministerie van Justitie en Veiligheid, het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Bij het uitwerken van het nieuwe leerplan en een nieuwe training binnen de rijopleiding voor hogere-ordevaardigheden, zijn diverse stakeholders betrokken:
- Bij het implementeren van het nieuwe Nationaal Leerplan en de inbedding daarvan in het huidige rijbewijsstelsel, heeft het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een coördinerende rol:
- Het ministerie houdt toezicht op het afstemmen van diverse mogelijke maatregelen voor het verbeteren van de verkeersveiligheid van jonge automobilisten.
- Het ministerie maakt in overleg met de stakeholders keuzes welke trainingen het uitproberen waard zijn.
- Het ministerie denkt na hoe een training in de markt wordt gezet.
- Het ministerie zet pilots op om te bepalen of de training effectief en haalbaar is en of er draagvlak is onder stakeholders.
- Het ministerie monitort de pilot en stuurt zo mogelijk implementatie aan.
- Bij implementatie van een nieuwe training kan het CBR een rol spelen door naar manieren te zoeken om de hogere-ordevaardigheden aan de orde re laten komen in het praktijkexamen. Daarnaast wordt binnen het Nationaal Leerplan gedacht aan een minder grote nadruk op de twee toetsmomenten die het theorie- en praktijkexamen nu vormen door een vorm van portfolioleren op te zetten. Het CBR zal deze plannen samen met (de belangenbehartigers van) de rijscholen uit moeten werken en de eigen rol daarin moeten hervinden om het portfolioleren te realiseren.
- De Koepel Rijopleiding en Verkeerseducatie (KRV) vervult een rol in het verwoorden van de mening van de achterban naar het ministerie bij beslismomenten en het terugkoppelen van ontwikkelingen naar de achterban. Daarnaast kan ze een rol spelen in het nadenken over implementatie van nieuwe elementen van de praktijkopleiding die buiten rijlessen plaatsvinden en het portfolioleren.
- Een hogere-ordevaardighedentraining moet nog ontwikkeld worden. Afhankelijk van keuzes die het ministerie maakt, kunnen ontwikkelaars van trainingen aan de slag met het ontwikkelen van een training en deze in de markt zetten. Dit zal in samenwerking met rijscholen zijn.
- Rijscholen bepalen zelf of ze trainingen die los staan van de rijlessen zelf kunnen organiseren, of dat ze deze in willen huren bij een particuliere aanbieder. Als ze ervoor kiezen om dit zelf te organiseren, dan zullen ze hier trainers voor aan moeten nemen of rijinstructeurs extra moeten opleiden. Ze moeten hun rijinstructeurs stimuleren om aan de eisen voor de nieuwe stijl van opleiden te voldoen en hiertoe trainingen te volgen. Ook zal er een cultuur moeten worden gecreëerd binnen de rijschool waarin het gedachtegoed van de training centraal staat.
- Het instituut voor theorie- en praktijkexamens voor professionals in de mobiliteitsbranche IBKI zal diverse profielen moeten maken van de vaardigheden die trainers en rijsinstructeurs nodig hebben voor diverse rollen binnen de rijopleiding en lespakketten hiervoor moeten ontwikkelen en aanbieden.
- Voor rijinstructeurs zal binnen het nieuwe Nationaal Leerplan veel veranderen. Ze zullen zich bij moeten scholen en de nieuwe manier van lesgeven moeten omarmen om het ook daadwerkelijk een succes te laten worden. Zij zijn de cruciale factor om een nieuwe rijopleiding effectief te laten zijn: hun inzet is de bepalende factor voor het slagen van de opzet van de nieuwe rijopleiding. Het is dus van groot belang om te investeren in de opleiding van de rijinstructeurs, te luisteren naar weerstanden die er zijn voor een mogelijke nieuwe rijopleiding en de rijinstructeurs mee te laten denken over de implementatie van het nieuwe leerplan.
[1]. Doumen, M.J.A., Orji, M.A.C. & Schagen, I.N.L.G. van (2023). Hoe leren we jonge automobilisten veilig verkeersgedrag? Inzichten uit verkeersveiligheidsonderzoek en onderwijswetenschappen. R-2023-20. SWOV, Den Haag.
Can proper attitudes, self-insight and calibration be taught in driver training? An inventory of existing training programs
Young drivers have a high crash rate. This is partly because their higher-order skills - by which we mean skills such as self-insight and social resilience - are still developing. In order to reduce the crash rate of young drivers and increase the quality of driver training, a National Curriculum has been drawn up, which states that higher-order skills should be included in driver training B. SWOV report ‘How to teach young drivers safe road user behaviour?’[1] explains that training proper attitudes to road safety, self-insight, and calibration (matching the driving task to one's own skills) is not easy. To implement the teaching of higher-order skills in driver training, we asked ourselves the following question: Which existing training programs[2] are suitable for teaching higher-order skills in Dutch driver training?
We limited ourselves to the higher-order skills about which little is known and which can probably be discussed within driver training: self-insight, calibration and attitudes toward road safety.
Limiting the number of training programs to a shortlist
To answer the research question above, we conducted a literature review of articles evaluating training programs aimed at teaching higher-order skills to young drivers. We followed a number of steps to reduce the number of programs to a shortlist of eight training programs for young drivers that address attitude, self-insight and calibration. This process has been summarised in the figure below.
Shortlisted training programs
The results show that we were unable to find a training program for the higher-order skills of motivation, attitude, self-insight and calibration that is suitable for implementation at the beginning of driver training and can be translated one-to-one to the Dutch situation. One half of the shortlisted training programs were pre-driver education programs: education programs aimed at young people before they start driver training. These programs were mostly for 16/17-year-olds which makes the target group a little younger than but still fairly similar to the target group of learners at the start of Dutch driver training. The other half of the training programs concerned second-phase driver training programs: training programs for young drivers that complement initial driver training. This target group differs somewhat more from that of young people at the start of their driver training: they are a little older and have already mastered the basic skills of driving a car. The shortlisted training courses and their target groups are shown below.
Life Awareness Workshop (LAW): Pre-drivers/secondary school pupils
Assessment day: Second-phase driver training/novice drivers
DriveFit intervention: Pre-drivers/secondary school pupils
RYDA: Pre-drivers/secondary school pupils
Driver Training Research camp: Holders of provisional or full driving licence, similar to second-phase driver training
RACC's training program (NovEV): Second-phase driver training/novice drivers
Pre-Learner Licence Course (PLLC): Pre-drivers
Drive Xperience (NovEV): Second-phase driver training/novice drivers
Conclusion
Based on the eight courses studied, we described potential elements that a training of the higher-order skills of attitude, self-insight and calibration could consist of.
Motivation and attitude
For motivation and attitude, we suggest having learners practise with road commentary (learners talking about what they pay attention to when driving) on the road or in a driving simulator that lets learners face different situations. An alternative is to have learners watch the car ride of a more advanced peer or watch footage of car rides in complicated traffic situations. After one of these experiences, the group that drove together can discuss the experiences, with the aim of making them realise that safe traffic participation is more than just learning how to operate the car.
Self-insight and calibration
For training self-insight and consequent calibration, we came across a number of options when discussing the training programs in this report:
- Preparing for each car ride. Building a routine so that before each car ride you think about your own state (fatigue, emotions, substance use, and so on), the circumstances (weather conditions, time of day, passengers, and so on) and whether it is safe to get behind the wheel at that time. You can bring this up in a workshop and then have students apply it themselves before each driving lesson, as part of the routine at the start of the car ride.
- Self-evaluation after every car ride. Self-evaluation is something drivers should practise so that this also becomes a routine. At a workshop or at the start of driving lessons, this can be explained, with possibly a digital form or diary that can be used for this purpose. After each lesson, learners indicate what they think went well or badly, and how they intend to improve. The instructor then gives them feedback. This will provide learners with a routine in thinking about their own driving that they can continue after the driving lessons.
- Creating an action plan. A workshop may be concluded by creating an action plan to participate safely in traffic. Part of this plan is to describe in which situations it will be difficult to adhere to it and how to make sure you do so anyway. Writing an action plan will result in individual plans to resist temptations and secure safe driving behaviour, with manageable moments of self-reflection and opportunities for the learner to avoid unsafe behaviour.
The importance of repetition and a good trainer
A key point that recurred several times when studying the training programs is that a single moment of contact is not enough to induce long-term behavioural change. Repetition of the message of a training program in driving lessons can ensure ingraining behavioural patterns (routine) in preparation and at the conclusion of a car ride.
In order to transfer the teaching material well, it is important that the trainers themselves are well trained in the new way of instruction, and that they support the methodology and goals of the training. This applies to driving instructors of regular driving lessons, but instructors for the new elements of driver training will also have to be found and trained.
Recommendations
Based on the above findings and the conclusions of SWOV report ‘How to teach young drivers safe road user behaviour?’, we can make a number of recommendations. We advise the Ministry of Infrastructure and Water Management to include a training program, some elements of which we have outlined above, in the National Curriculum for driving licence B to train attitudes towards road safety, self-insight and calibration. We expect this to be most effective at the start of driver training because these skills also contribute to more effective learning. In addition, young people are working on their self-image and the training of attitudes and calibration skills stimulates this development. Of course, before implementing any new training, it will have to be carefully tested for effectiveness, feasibility and support.
In addition, we recommend finding ways to also increase other higher-order skills in young drivers. Hazard perception, for example, can be included in driver training by means of a separate training that also focuses on applying the skills in real traffic. Risk awareness and risk management can be included in driver training as well, but the exact details on how to achieve these goals are yet to be examined. Social resilience is a skill that is probably better addressed outside driver training. This will require collaboration with other ministries such as the Ministry of Justice and Security, the Ministry of Education, Culture and Science and the Ministry of Health, Welfare and Sport.
Several stakeholders are involved in the development of the new curriculum and a new training program for higher-order skills to be included in regular driver training:
- In implementing the new National Curriculum and embedding it in the current driving licence system, the Ministry of Infrastructure and Water Management has a coordinating role:
- The Ministry oversees the coordination of various possible measures to improve the road safety of young drivers.
- In consultation with stakeholders, the Ministry makes choices on which training courses are worth trying out.
- The Ministry considers how to market a training program.
- The Ministry sets up pilots to determine whether the training program is effective and feasible and whether there is support among stakeholders.
- The Ministry monitors the pilot and directs implementation if possible.
- When implementing a new training program, CBR can play a role by looking for ways to include higher-order skills in the practical exam. In addition, within the National Curriculum, a lesser emphasis on the two test moments that now constitute the driving exam (theory exam and practical exam) is being considered by setting up a form of portfolio learning. CBR will have to work out the plans together with (the representatives of) the driving schools and rediscover its own role to make portfolio learning a reality.
- The Koepel Rijopleiding en Verkeerseducatie (KRV) fulfils a role in articulating the opinion of its member organisations to the Ministry at decision moments and feeding back developments to its members. It can also play a role in brainstorming about how to implement new practical training elements that take place outside driving lessons and about implementing portfolio learning.
- Higher-order skills training is yet to be developed. Depending on choices made by the Ministry, educational developers can start working on developing a training program and marketing it. This will be done in collaboration with driving schools.
- Driving schools will decide whether they themselves can organise training programs separate from driving lessons, or whether they want to hire trainers from a private provider. If they choose to organise the program themselves, they will have to hire new trainers or provide additional training for their own driving instructors. They need to encourage their driving instructors to meet the requirements for the new style of training and take courses to this end. They will also have to create a culture within the driving school that focuses on the philosophy of the new style of training.
- The IBKI (institute for theory exams and practical exams for professionals in the mobility sector) will need to create various profiles of the skills that trainers and driving instructors need for various roles within driver training, and to develop and offer the curriculum required.
- For driving instructors, the new National Curriculum will involve many changes. They will have to retrain and embrace the new way of teaching to make it a real success. They are the crucial factor in making a new driver training effective: their commitment determines the success of the design of the new driver training. It is therefore vital to invest in the education of driving instructors, listen to any resistance to a possible new kind of driver training and allow driving instructors to participate in the implementation of the new curriculum.
[1]. Doumen, M.J.A., Orji, M.A.C. & Schagen, I.N.L.G. van (2023). Hoe leren we jonge automobilisten veilig verkeersgedrag? Inzichten uit verkeersveiligheidsonderzoek en onderwijswetenschappen [How to teach young drivers safe road user behaviour? Insights from road safety research and educational science]. R-2023-20. SWOV, Den Haag. [Summary available in English]
[2]. With ‘training programs’ we refer to both training and educational programs for young drivers.