In dit rapport wordt onderzocht op welke manieren verkeerseducatie wordt gegeven aan nul- tot vierjarige kinderen. Het onderzoek betreft vooral buitenlandse projecten; bezien zal moeten worden wat de mogelijkheden voor Nederland op dit terrein zijn. Dit onderzoek vormt daartoe een eerste stap. Bij de verschillende projecten is steeds gezocht naar een antwoord op de vragen naar de probleemanalyse, de leerdoelen, het theoretisch ontwikkelingsmodel, het leermateriaal, de actoren, de implementatie en het effect. De volgende soort activiteiten werden gevonden: - Verkeersclubs, waarvoor ouders hun kinderen kunnen opgeven; met vaste tussenpozen ontvangen kind en ouder dan post. - Acties door middel van bemiddelaars; deze bemiddelaars treden in contact met oudergroepen. -Televisieprogramma's; zowel `open net'- als onderwijs-televisie. - Acties gericht op het gebruik van goede beveiligingsmiddelen. Het vermoeden wordt uitgesproken dat in Nederland, buiten het basisonderwijs, geen georganiseerde activiteiten op het gebied van verkeerseducatie worden verricht. Wel moet in de volgende onderzoeksfase nog bezien worden of in Nederland de verkeersveiligheid wellicht gekoppeld aan de preventieve gezondheidszorg aan bod komt. Een eerste suggestie voor mogelijke leerdoelen voor een Nederlands programma betreft behalve verkeersveilig gedrag van kinderen, ook hun attituden en normen die op latere leeftijd van invloed zullen zijn, en hun inzicht in verkeer en vervoer. Om de rol van ouders in de permanente verkeerseducatie te vergroten zal de ouderbetrokkenheid, in de vorm van actief oefenen en in de vorm van voorbeeldgedrag, aan de orde gesteld kunnen worden
Traffic education for children up to four years of age: a survey This report studies the methods by which traffic education is taught to children aged under four. The study mainly relates to projects from abroad. The options that are open in this field in the Netherlands should also be considered; this study represents the first step in that direction. With each of the various projects, the study sought to find an answer to questions relating to the problem analysis, the teaching objectives, the theoretical development model, the teaching material, the parties involved, the implementation and the effect. The following types of activities were found: -Traffic clubs, for which parents can register their children; at regular intervals, child and parent will receive mail on the subject. -Campaigns by means of intermediate parties; these intermediate parties contact parent groups. -Television programmes, including both `open network' and educational television. -Campaigns aimed at the use of proper safety devices. The report expresses the suspicion that, outside primary education, no organized activities in the field of traffic education are conducted in the Netherlands. However, the next study phase should consider whether road safety is perhaps linked to preventative health care in the Netherlands. An initial suggestion for possible teaching objectives for the Dutch programme concerns not only children's safe behaviour in traffic, but also their attitudes and standards - which will be influential at a later age - and their insight into transport and traffic systems. In order to enhance the role of parents in children's ongoing traffic, education parental involvement, in the form of both active practise and exemplary behaviour, could be considered