Verkeersveiligheid in Zuid-Nederland

Analyse van het verkeersveiligheidsbeleid tot 2010 in de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg
Auteur(s)
Janssen, Ir. S.T.M.C.; Wesemann, mr. P.
Jaar
De drie provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg zijn verenigd in de Alliantie Zuid-Nederland en hebben een gezamenlijk duurzaam-veiligbeleid voor de periode 2002-2010. Op verzoek van de Alliantie heeft de SWOV de effecten van het gehele duurzaam-veiligbeleid van de Alliantie geschat. Ook de kosten van het beleid zijn in de beschouwing meegenomen. De veiligheidseffecten van het beleid zijn vergeleken met de landelijke taakstelling voor 2010: 30% minder verkeersdoden en 25% minder ziekenhuisgewonden dan in 1998 (Nationaal Verkeers- en Vervoersplan, NVVP). Het gehele duurzaam-veiligbeleid omvat zowel infrastructurele maatregelen als maatregelen op het gebied van handhaving, educatie, voertuigeisen en telematica. Er is met name gedetailleerd gekeken naar de effecten en de kosten van de categorisering volgens duurzaam-veilig en de infrastructurele maatregelen die daarvoor gepland zijn. Voor de niet-infrastructurele maatregelen is gebruikgemaakt van een recent SWOV-onderzoek naar de veiligheidseffecten van het NVVP. De kosten van de infrastructurele maatregelen die voor rekening komen van de provincies zijn vergeleken met de budgetten die de provincies beschikbaar hebben voor duurzaam-veilige infrastructuur. Vervolgens is op grond van de geschatte kosteneffectiviteit van de infrastructurele maatregelen een alternatief maatregelenpakket voor de periode tot 2010 doorgerekend, dat binnen het beschikbare budget van de Alliantie past. Effect duurzaam-veiligbeleid Alliantie Voor de Alliantie zijn de geschatte effecten van alle voorgenomen duurzaam-veiligmaatregelen uitgedrukt in slachtofferreducties voor het jaar 2010. Daarbij is aangenomen dat in 2002-2010 ongeveer eenderde deel van het programma voor aanpassing van de infrastructuur zal zijn gerealiseerd. Ook is aangenomen dat het aantal verreden autokilometers in 2010 met 23% zal zijn gegroeid. Verder is gerekend met een daling van het aantal slachtoffers per verreden autokilometer van ongeveer 0,6% per jaar door zogenoemde ‘autonome' ontwikkelingen. Deze laatste zijn ontwikkelingen en maatregeleffecten die wel een risicodaling als gevolg hebben, maar die in deze studie niet afzonderlijk worden beschouwd. Het resultaat van het beleid is ruim 90 verkeersdoden en ruim 1000 ziekenhuisgewonden minder dan in 1998 (in 1998 waren dat 325 doden en 4975 ziekenhuisgewonden). Dit is een daling van 28% verkeersdoden en bijna 21% ziekenhuisgewonden ten opzichte van 1998. Daarmee is de NVVP-taakstelling (een reductie van 30%, respectievelijk 25%) net niet gehaald. De verschillen tussen de drie provincies zijn groter voor de procentuele daling van het aantal doden dan voor het aantal ziekenhuisgewonden. Voor Zeeland, Brabant en Limburg zijn de reducties in het aantal verkeersdoden respectievelijk -26, -25 en -35 %, en de reducties in het aantal ziekenhuisgewonden -20, -20 en -22%. Een verklaring voor de verschillen ligt waarschijnlijk de verdeling van de verkeersprestaties en de risico's over de huidige wegtypen en de verandering daarvan in de nieuwe wegcategorieën volgens duurzaam-veilig. Met name het (veranderende) aandeel van de relatief veilige autosnelwegen (resp. nationale stroomwegen) in de totale verkeersprestatie speelt een rol in de eindeffecten. Kosten duurzaam-veiligbeleid Alliantie Het duurzaam-veiligbeleid 2002-2010 in de Alliantie omvat een groot aantal onderdelen die tot de verantwoordelijkheid van verschillende instanties behoren, zowel op landelijk, regionaal als lokaal niveau. De totale kosten van het gehele duurzaam-veiligbeleid, voor alle publieke en private instanties in de Alliantie samen, worden geschat op 3167 miljoen gulden (Mfl), ongeveer 25% van de kosten voor duurzaam-veiligmaatregelen voor het hele land. De kosten van infrastructurele maatregelen voor alle wegbeheerders in de Alliantie samen, zijn 1916 Mfl. Deze zijn als volgt verdeeld over de provincies: Zeeland 367 Mfl, Noord-Brabant 940 Mfl en Limburg 610 Mfl. De kosten van niet-infrastructurele duurzaam-veiligmaatregelen voor instanties in de Alliantie belopen naar schatting 1250 Mfl. Daarvan is 380Mfl voor rekening van overheden, en wel voor handhaving en voorlichting. De overige 870 Mfl komt voor rekening van private partijen. Kosten en budget infrastructuur op provinciale wegen Voor de provinciale wegbeheerders in de Alliantie zijn de totale kosten die voor een duurzaam-veilige infrastructuur nodig zijn, geschat op 448 Mfl. Ditis 23% van het totaal benodigde budget (1916 Mfl) voor duurzaam-veilige infrastructuur in de Alliantie. Het beschikbare budget van de provinciale wegbeheerders is echter een bedrag van 257 Mfl, zodat ze 191Mfl tekort komen. Dit tekort is als volgt verdeeld over de provincies: Zeeland 95 Mfl (een tekort van 73% van het benodigde budget), Noord-Brabant 76 Mfl (tekort van 29%) en Limburg 19 Mfl (tekort van 33%). Alternatief maatregelenpakket infrastructuur Er is vervolgens gezocht naar een alternatief pakket aan infrastructurele maatregelen op provinciale wegen, dat binnen het budget van 257 Mfl past. Als criterium is een zo gunstig mogelijke kosteneffectiviteit gehanteerd. Bijde berekeningen is aangenomen dat de verkeersveiligheidsbudgetten van alle andere instanties wel beschikbaar zijn en besteed zullen worden. Het alternatief maatregelenpakket is samengesteld door variaties aan te brengen in het aantal kilometers dat binnen elke wegcategorie duurzaam-veilig (her)ingericht moet worden. Hierbij is aangenomen dat de effectiviteit van duurzaam-veiligmaatregelen op een bepaalde wegcategorie (ongeacht wie de wegbeheerder is) ten dele afhankelijk is van de mate waarin duurzaam-veilig op de andere wegcategorieën geïmplementeerd wordt. Inde toegepaste berekening heeft een gedeeltelijke implementatie van maatregelen op de provinciale regionale stroomweg (de categorie met de hoogste kosten per bespaard slachtoffer) dus een doorwerking in de effectiviteit van maatregelen op de andere wegcategorieën, ook op die van andere wegbeheerders. Met een provinciaal infrastructuurbudget van 257 Mfl tot 2010 worden er naar schatting 45 slachtoffers per jaar minder bespaard dan bij besteding van een budget van 448 Mfl. Dit veiligheidsverlies als gevolg van het tekort van 191 Mfl, zal zich voordoen over een periode van de komende 30jaren, de gehele werkingsduur van infrastructurele maatregelen. Aangezien met het gehele duurzaam-veiligbeleid, inclusief een budget van 448 Mfl voor infrastructuur, de nationale taakstelling al net niet wordt gehaald, zal dit zeker niet het geval zijn als het infrastructuurbudget 257 Mfl zal bedragen. Het veiligheidsverlies van 45 slachtoffers per jaar lijkt relatief gering (4% van de totaal te besparen 1090 slachtoffers) gezien het forse tekort in het beschikbare provinciale budget (43%). Daarbij moet wel bedacht worden dat in dit budget niet de kosten van de overige wegbeheerders en partijen uit de provincies zijn opgenomen. Op de totale kosten is het budgettekort 6% (191Mfl op 3.167 Mfl), vergelijkbaar met de effectverlaging. De provincie Zeeland heeft relatief gezien zowel een lage reductie in de aantallen slachtoffers als een laag beschikbaar budget voor duurzaam-veilige infrastructuurmaatregelen op provinciale wegen. Voor Noord-Brabant geldt ook een lage slachtofferreductie, maar daar is het beschikbare budget relatief hoog. Limburg heeft volgens de schatting de gunstigste reducties in het aantal slachtoffers. Het beschikbare budget is ook relatief gunstig.
Rapportnummer
R-2001-20
Pagina's
34 + 17
Gepubliceerd door
SWOV, Leidschendam

SWOV-publicatie

Dit is een publicatie van SWOV, of waar SWOV een bijdrage aan heeft geleverd.