Sommige afleidende activiteiten lijken de kans om betrokken te raken bij een ongeval te vergroten, waarbij met name het risico op kop-staartbotsingen toeneemt [15]. Amerikaans Naturalistic Driving (ND) onderzoek laat zien dat met name activiteiten die voor visuele afleiding zorgen, het risico op een ongeval verhogen, bijvoorbeeld een telefoonnummer intoetsen, tekstberichten typen of lezen (zie bijvoorbeeld [14] [16] [24], maar ook naar objecten reiken [25], lezen of schrijven [24] [25] en langdurig kijken naar objecten buiten de auto [14]. Het risico op een ongeval blijkt ook hoger wanneer automobilisten bezig zijn met meer dan een afleidende activiteit, dan wanneer ze met een afleidende activiteit bezig zijn [15].
In Tabel 2 staan de risico’s (de zogenaamde odds ratio’s) en het aandeel tijd dat automobilisten bezig zijn (prevalenties) met allerlei afleidende activiteiten zoals berekend op basis van het meest recente en grootschalige Amerikaanse ND-onderzoek [16]. Bijzonder aan deze analyse is dat het ongevalsrisico berekend is op basis van daadwerkelijke ongevallen (in totaal 905) waarbij de deelnemers aan dit onderzoek betrokken zijn geweest. Dit in tegenstelling tot de eerdere ND-studies [24] [25] [26], waarin behalve ongevallen ook bijna-ongevallen zijn meegenomen. Het gebruik van bijna-ongevallen kan echter tot vertekening van de resultaten leiden (voor meer informatie zie [7] ). Een odds ratio hoger dan 1 betekent dat een activiteit meer risico met zich meebrengt dan autorijden zonder afleiding, terwijl een odds ratio lager dan 1 juist op een lager risico duidt. Een odds ratio van 2,5 bij de activiteit ‘browsen/tekstberichten maken, versturen en lezen/telefoonnummer intoetsen’ in Tabel 2 betekent dat de kans op een ongeval 2,5 keer zo groot was als wanneer men zonder afleiding rijdt. De odds ratio is een schatting. Het 95%-betrouwbaarheidsinterval dat achter de odds ratio staat, geeft aan dat het in ieder geval voor 95% zeker is dat de kans op een ongeval van ‘browsen/tekstberichten maken/versturen en lezen/telefoonnummer intoetsen’ groter was dan 1,7 (het eerste getal) en kleiner dan 3,9 (het tweede getal). In Tabel 2 staan de odds ratio's die statistisch significant verschillen van 1 vet afgedrukt. De niet-vetgedrukte cijfers betekenen dat van een activiteit noch een risicoverhoging, noch een risicoverlaging is aangetoond. Een prevalentie van 12,2% bij de activiteit ’praten met passagiers’ betekent dat automobilisten gemiddeld 12,2% van de rijtijd met passagiers praten. Ook leeftijd blijk van belang te zijn. Jonge automobilisten hebben een hogere risico op een ongeval door afleiding dan automobilisten van middelbare leeftijd [27] [28] .
|
|
Odds Ratio (95%-betrouwbaarheidsinterval) |
Prevalentie |
Handeling met een mobiele telefoon |
Browsen op de telefoon (bijvoorbeeld een contactpersoon opzoeken, zoeken op internet)/tekstberichten maken, versturen en lezen/telefoonnummer intoetsen |
2,56 (1,68-3,88) |
1,8% |
Telefoon vasthouden |
2,05 (1,13-3,73) |
1,1% |
|
Gesprek voeren over de telefoon (handheld) |
1,27 (0,79-2,04) |
2,7% |
|
Gesprek voeren over de telefoon (handsfree) |
0,40 (0,10-1,63) |
0,9% |
|
Niet aan telefoon gerelateerde activiteit |
Praten met passagiers |
1,3 (0,79-2,04) |
12,2% |
Praten/meezingen |
1,44 (0,99-2,08) |
4,25% |
|
Bedienen van de radio |
1,57 (0,85-2,91) |
1,3% |
Tabel 2. De odds ratio’s en prevalenties van enkele nevenactiviteiten van automobilisten [16]. De dataverzameling voor deze berekeningen vond plaats tussen 2010 en 2013. De odds ratio's die statistisch significant verschillen van 1 zijn vet afgedrukt. De cijfers zijn hoger dan 1 en duiden op een risicoverhoging ten opzichte van het autorijden zonder afleiding. De niet-vetgedrukte odds ratio betekenen noch een risicoverhoging, noch een risicoverlaging.
Tabel 2 laat zien dat van het voeren van een telefoongesprek, zowel handheld als handsfree, geen significant risicoverhogend effect had - de 95% betrouwbaarheidsintervallen liggen namelijk niet boven de 1. . Deze bevinding komt overeen met de eerdere ND-studies [24] [25] [26]. Dit is opvallend aangezien uit vooral simulatorstudies blijkt dat het voeren van een telefoongesprek wel het rijgedrag verslechtert (zie de vraag Hoe beïnvloedt afleiding het gedrag van automobilisten?). ‘Zelfregulatie’ is een van de mogelijke verklaringen waarom de verslechtering van het rijgedrag, zoals gevonden bij rijsimulatorstudies, niet leidt tot een verhoging van het ongevalsrisico, zoals gevonden bij ND-studies (zie bijvoorbeeld [29]). In het echte verkeer kunnen automobilisten afhankelijk van de rijcontext besluiten of, en wanneer, ze een telefoongesprek gaan voeren. Wanneer automobilisten in het echte verkeer geobserveerd worden (zoals dat het geval is bij ND-onderzoek), blijken ze inderdaad meer geneigd te zijn hun telefoon te gebruiken bij minder inspannende verkeerssituaties, zoals tijdens het wachten bij verkeerslichten, dan bij complexe verkeerssituaties [17]. Bij rijsimulatorstudies is meestal geen ruimte voor deze vorm van zelfregulatie. Daar krijgen automobilisten meestal opdracht om een bepaalde taak op de mobiele telefoon op een aangegeven moment uit te voeren.