Wat houdt het ontwerpprincipe '(Bio)mechanica’ in?

Antwoord

Het ontwerpprincipe (Bio)mechanica houdt in dat de verkeersstromen en vervoerswijzen op elkaar zijn afgestemd (compatibel zijn) in snelheid, richting, massa, afmetingen en mate van bescherming. De inrichting van de weg en de wegomgeving, het voertuig en zo nodig aanvullende beschermingsmiddelen, bieden ondersteuning. Voor tweewielers is het daarnaast van belang dat de weg en wegomgeving bijdragen aan de balans van de berijder.

In situaties waar de (bio)mechanische afstemming tussen verkeersdeelnemers, hun vervoerswijze en de weginrichting nog onvoldoende is, moet de rijsnelheid van al het verkeer zijn afgestemd op de meest kwetsbare vervoerswijzen (met name lopen en fietsen) en verkeersdeelnemers (met name kinderen en ouderen; zie [7] en [8]).

De uitwerking van het principe van (bio)mechanica is verschillend voor wegen waarop verkeer stroomt en voor wegen waarop verkeer uitwisselt. Daarnaast zijn er aanvullende uitgangspunten voor fietsers.

Waar verkeer stroomt: gemotoriseerd verkeer is fysiek of in tijd gescheiden van langzaam verkeer, van verkeer met een andere rijrichting, van verkeer met een substantieel andere massa en breedte, en van gevaarlijke obstakels (zie ook [4] en [7]). Bijvoorbeeld: fietsers rijden op een vrijliggend fietspad en hebben op een kruising conflictvrije verkeerslichten. De weg en directe wegomgeving zijn vergevingsgezind, wat wil zeggen dat deze zo zijn ontworpen en ingericht, dat de (stroom)snelheid veilig is (zie Tabel 1).

Daarnaast zijn verkeersdeelnemers voldoende fysiek beschermd door het voertuig of door beschermingsmiddelen op of aan hun lichaam. Bijvoorbeeld: een automobilist wordt beschermd door de kooiconstructie en overige veiligheidsmaatregelen in de auto; een motorrijder draagt een motorpak en een geschikte helm. Voldoet een vervoerswijze niet aan de snelheid, afmetingen en bescherming van bestuurders/inzittenden die nodig zijn om veilig te stromen, dan wordt deze niet toegelaten op wegen die bedoeld zijn om te stromen (stroomwegen of gebiedsontsluitingswegen). Voor die vervoerswijze is er infrastructuur die is afgestemd op verkeer met lagere snelheid, kleinere afmetingen en massa, en minder bescherming. Bijvoorbeeld: fietsers en tractoren mogen niet op een 80 km/uur-weg rijden, maar wel op de ernaast gelegen parallelweg met een lagere snelheidslimiet. Overigens geeft dat weer een andere incompatibiliteit: namelijk het massa- en omvangverschil tussen tractoren en fietsers (die bovendien slecht fysiek beschermd zijn).

Waar verkeer uitwisselt: snelverkeer rijdt met een veilige lage snelheid in situaties waar verkeer uitwisselt. Bijvoorbeeld: op kruispunten is de snelheid lager dan op de wegvakken en in woon- en winkelgebieden is de snelheid lager dan op doorgaande wegen. Dit om de kans op een ongeval en de gevolgen daarvan voor met name kwetsbare verkeersdeelnemers te minimaliseren (zie bijvoorbeeld [4], [7] en [8]). De weginrichting en het voertuig helpen deze lage snelheden te realiseren (zie het principe Psychologica). De weg moet daarnaast voldoende ruimte bieden voor passeren en inhalen van verkeersdeelnemers.

Aanvullend aandachtspunt voor de veiligheid van fietsers: om ongevallen zonder betrokkenheid van gemotoriseerd verkeer en enkelvoudige fietsongevallen te voorkomen, hebben fietsers voldoende ruimte voor manoeuvres bij lage snelheid, een schoon en stroef wegdek, en een vergevingsgezinde wegomgeving zonder balansverstorende elementen (scherpgerande hoogteverschillen, obstakels; zie [9], [10], [11] en [12]). Ze zijn daarnaast zelf adequaat fysiek beschermd tegen letsel bij een val (bijvoorbeeld met een helm) indien de weg en wegomgeving hiervoor nog onvoldoende vergevingsgezindheid biedt.


 Potentiële conflictsituaties en voorwaarden in verband daarmee

Veilige snelheid (km/uur)

Mogelijke conflicten met kwetsbare verkeersdeelnemers op erven 

(geen trottoirs aanwezig en voetgangers gebruiken de hele rijbaan)

15

 

Mogelijke conflicten met kwetsbare verkeersdeelnemers op wegen, kruispunten, ook in situaties met fiets- of suggestiestroken

30 

Geen conflicten met kwetsbare verkeersdeelnemers, uitgezonderd gemotoriseerde tweewielers met helm (bromfiets op de rijbaan)

Mogelijke dwarsconflicten tussen autoverkeer, mogelijke frontale conflicten tussen autoverkeer Stopzichtafstand ≥ 47 m

50 

Geen conflicten met kwetsbare verkeersdeelnemers 

Geen dwarsconflicten tussen autoverkeer, mogelijke frontale conflicten tussen autoverkeer

Obstakels afgeschermd of obstakelvrije zone ≥ 2,5 m, (semi)verharde berm

Stopzichtafstand ≥ 64 m

60 

Geen conflicten met kwetsbare verkeersdeelnemers 

Geen dwarsconflicten tussen autoverkeer, mogelijke frontale conflicten tussen autoverkeer

Obstakels afgeschermd of obstakelvrije zone ≥ 4,5 m, (semi)verharde berm

Stopzichtafstand ≥ 82 m

70 

Geen conflicten met kwetsbare verkeersdeelnemers 

Geen dwars- en frontale conflicten tussen autoverkeer

Obstakels afgeschermd of obstakelvrije zone ≥ 6 m, (semi)verharde berm

Stopzichtafstand ≥ 105 m

80 

Geen conflicten met kwetsbare verkeersdeelnemers

Geen dwars- en frontale conflicten tussen autoverkeer

Obstakels afgeschermd of obstakelvrije zone ≥ 10 m, verharde berm 

Stopzichtafstand ≥ 170 m

100 

Geen conflicten met kwetsbare verkeersdeelnemers

Geen dwars- en frontale conflicten tussen autoverkeer

Obstakels afgeschermd of obstakelvrije zone ≥ 13 m, verharde berm 

Stopzichtafstand ≥ 260 m

120 

Geen conflicten met kwetsbare verkeersdeelnemers

Geen dwars- of frontale conflicten tussen autoverkeer

Obstakels afgeschermd of obstakelvrije zone ≥ 14,5 m, verharde berm

Stopzichtafstand ≥ 315 m

130 

Tabel 1. Verdere uitwerking van ‘veilige snelheidslimieten’.[i]Verschillen ten opzichte van de rij erboven zijn vet gemarkeerd.

Zie Aarts & Dijkstra [6], Hoofdstuk 4 voor meer informatie over het ontwerpprincipe (Bio)mechanica.


[i] Potentiële conflictsituaties die een maximumsnelheid van 15 km/uur vragen, zijn gebaseerd op [13]. Potentiële conflictsituaties en inrichtingseisen gekoppeld aan veilige snelheden tussen de 30 en 120 km/uur, zijn gebaseerd op [7] en [14]. Inrichtingseisen voor wegen waar een snelheid van 130 km/uur veilig zou zijn, betreffen een voorlopige invulling die verder onderzoek verdient.

Onderdeel van factsheet

Duurzaam Veilig Wegverkeer

Duurzaam Veilig Wegverkeer houdt in dat de verkeersomgeving zó is ingericht, dat er geen ernstige ongevallen kunnen gebeuren.

Deze factsheet gebruiken?