Bij de overgang naar wintertijd kunnen we een uur meer slapen; bij de overgang naar zomertijd een uur minder. Dat laatste kan bij sommige mensen leiden tot, meestal tijdelijk, slaaptekort en vermoeidheid. Aangezien het tijdsverschil slechts een uur is, went het lichaam daar bij het overgrote deel van de mensen snel aan. De overgang naar de wintertijd is voor de meeste mensen gemakkelijker en leidt tot minder vermoeidheidsklachten. Dat komt omdat onze biologische klok een periode van net iets langer dan 24 uur omvat [25] [26]. De overgang tussen winter- en zomertijd heeft dus geen waarneembaar effect op vermoeidheid in het verkeer.
Toch gaat de overgang naar de wintertijd gepaard met een groter ongevalsrisico. Dit heeft echter niet te maken met vermoeidheid, maar met de plotselinge overgang van een avondspits in het licht naar een avondspits in het donker. Bij een avondspits in het donker gebeuren meer ongevallen dan bij een avondspits in het licht. Vooral voetgangers en fietsers, maar ook automobilisten lopen in het donker een groter risico [27]. Dit verhoogde risico blijft een aantal maanden na het ingaan van de wintertijd zichtbaar en heeft dus niet zozeer te maken met de overgang naar de wintertijd maar met de drukke avondspits in het donker. Voor de verkeersveiligheid zou een permanente overgang naar de zomertijd dus gunstig zijn.