Uit de cijfers van Afbeelding 2 blijkt dat het overlijdensrisico voor de tegenpartij van vrachtauto’s 7,5 keer zo hoog is als dat voor de tegenpartij van personenauto’s en 3,6 keer zo hoog als dat voor de tegenpartij van bestelauto’s. Verder is – in vergelijking tot personenauto’s – het overlijdensrisico voor de tegenpartij van bestelauto’s 2,1 keer zo hoog. Hieronder beschrijven we hoe we tot deze cijfers zijn gekomen.
Afbeelding 2. Het overlijdensrisico (gemiddeld over 2009-2018) gedefinieerd als het aantal doden onder inzittenden en de tegenpartij per miljard afgelegde voertuigkilometers van de vracht-, bestel- en personenauto. In de berekening van het overlijdensrisico is geen rekening gehouden met de verkeersprestatie van de tegenpartij (BRON- IenW; CBS, 2019). NB: de berekeningen zijn gebaseerd op voorlopige verkeersprestaties in 2017 en 2018.
In Nederland rijden ruim zes keer meer bestelauto’s dan vrachtauto’s rond (Zie Tabel 1 van de vraag Hoeveel vracht- en bestelauto’s zijn er in Nederland en hoeveel wordt er op de openbare weg mee gereden? ). Toch blijkt uit Tabel 2 (zie de vraag Hoeveel slachtoffers vallen er jaarlijks bij ongevallen met vracht- en bestelauto’s?) dat er in totaal meer doden vallen onder de tegenpartij van vrachtauto’s dan die van bestelauto’s. Dat komt onder andere doordat vrachtauto’s per voertuig meer kilometers afleggen. Ook rijden er in Nederland meer buitenlandse vrachtauto’s rond dan buitenlandse bestelauto’s. Hierdoor is het aantal afgelegde voertuigkilometers van bestelauto’s slechts 2,4 keer groter dan die van vrachtauto’s en trekkers. Daarom gebruiken we het aantal doden per miljard afgelegde voertuigkilometers in Nederland van binnenlandse en buitenlandse vracht- of bestelauto als maat voor het overlijdensrisico in plaats van het aantal doden per miljard voertuigen. In Afbeelding 2 zijn deze risicocijfers voor de tegenpartij van vrachtauto’s en bestelauto’s opgenomen, met ter vergelijking het risicocijfer voor de tegenpartij van personenauto’s.