Een voetgangersongeval is alleen een verkeersongeval als er een rijdend voertuig bij betrokken is. Tussen 2010 en 2019 zijn er per jaar gemiddeld 59 voetgangers overleden als gevolg van een verkeersongeval. Het aantal voetgangersdoden is in de periode 1999-2019 met 62% gedaald. Het ongevalsrisico van voetgangers en fietsers is ongeveer even hoog, dat van snor-/bromfietsers is een factor 3 à 4 hoger en dat van inzittenden van personen-/bestelauto’s is een factor 7 à 8 lager.
De meeste ernstige ongevallen met voetgangers vinden plaats binnen de bebouwde kom en met een auto als tegenpartij. Belangrijke factoren bij ongevallen met voetgangers zijn de rijsnelheid van het autoverkeer, de inschatting door de voetganger van de snelheid van de auto, afleiding en verlichting. Het zijn vaak oudere voetgangers die slachtoffer worden van een verkeersongeval. Bij een botsing van een voetganger met een motorvoertuig wordt de botsenergie voor een groot deel op het lichaam van de voetganger overgedragen: de kans op overlijden is daarbij groot. Alleen bij een botssnelheid lager dan 30 km/uur is er een redelijke grote kans op overleven.
Het oversteken van gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom zou op kruispunten moeten plaatsvinden. Is een oversteekplaats op een wegvak toch gewenst, dan heeft een duurzaam veilige voetgangersoversteekplaats (DV-VOP) de voorkeur. Andere maatregelen gericht op het verhogen van de voetgangersveiligheid zijn het verkeersveiliger maken van schoolroutes en andere veelgebruikte routes voor jonge voetgangers (bijvoorbeeld het ‘kindlint’), een voetgangersvriendelijk autofront of zij-afscherming bij vrachtwagens.