Aanzet voor de onderzoeksopzet in zones, waarin de 30 km/h-maatregel wordt ingevoerd. In opdracht van Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Direktie Verkeersveiligheid, Dienst Verkeerskunde, afd. TXO.

Sinds 1 april 1983 is het mogelijk binnen de bebouwde kom een maximumsnelheid van 30 km/h in te stellen. Per 1 januari 1984 is het tevens mogelijk deze snelheidslimiet door middel van zoneborden aan te geven. Deze zonale werking geeft juist het karakter aan van deze 30 km/h-regeling, namelijk dat deze regeling bedoeld is als instrument ten behoeve van de realisering van verblijfsgebieden. Ook de voorwaarden waaraan de wegbeheerder dient te voldoen alvorens het bord '30' geplaatst mag worden, zijn : gesteld om die verblijfsfunktie aan te geven. Dit komt tot uitdrukking in de belangrijkste voorwaarde waarin gesteld wordt dat de aard en de gesteldheid van de betreffende wegen zodanig moeten zijn dat een maximumsnelheid van 30 km/h redelijkerwijs uit die omstandigheden voortvloeit. Indien dit niét het geval is zullen snelheidsbeperkende voorzieningen aangebracht moeten worden. Daarnaast zijn er voorwaarden die betrekking hebben op het doorgaande verkeer, het openbaar vervoer, het onderscheid met het woonerf, de bereikbaarheid, de zichtbaarheid van voorzieningen en het gevaar dat voorzieningen kunnen opleveren. De gevolgen van de toepassing van deze voorwaarden in de praktijk zijn nog niet geheel te overzien. Daarbij bestaat er nog onzekerheid over de mate waarin snelheidsbeperkende voorzieningen aangebracht moeten worden om het doel (snelheid 30 km/h of minder) te bereiken. Dit heeft tot het besluit geleid dat de 30 km/h-regeling de eerste jaren begeleid zal worden door middel van onderzoek. Dit onderzoek zal gebeuren bij een 15-tal in het kader van de Beschikking Rijksbijdrage Experimenten in Verblijfsruimten (BREV) uit te voeren demonstratieve projekten c.q. experimenten. Het streven is om in 1984 en1985 10 van deze projekten uit te voeren. In deze notitie zal een opzet voor onderzoek in deze 15 experimenten worden uitgewerkt, waarbij uitgegaan wordt van de doelstellingen. (Hoofdstuk 4). Uit deze doelstellingen zijn onderzoeksvragen af te leiden, welke vertaald kunnen worden in aanpak van methoden van onderzoek (hoofdstuk 6 en 7).