De waardering van dodelijke verkeersslachtoffers in Vlaanderen : resultaten van een contingente waardering in Vlaanderen.

Author(s)
Brabander, B. de
Year
Abstract

English title: The valuation of fatal road casualties in Flanders : results from a contingent valuation study. Investments in road safety lead to a decrease in the number of accidents and the number of casualties. Resources to implement investments are not unlimited and have to result in the maximum return on investment. The most suitable investments can be identified with cost-benefit analyses or cost-effectiveness analyses. A cost-benefit analysis necessitates the explicit quantification of all relevant costs and benefits. For cost-effectiveness analyses this quantification is needed in case different effects (e.g. the avoidance of casualties with different injury levels) are included. The benefits of the avoidance of fatal casualties are in this research project quantified through a contingent valuation. This methodology is the one which has led to the most empirical estimates in foreign studies. Based on individual interviews, a pre-test with 321 respondents was carried out. 1337 respondents participated in the final survey at the end of 2005. The valuation question involved the purchase of an optional safety feature which improved the safety of the respondent (not passengers). The maximum willingness to pay for this safety feature was disclosed for different levels of initial risk and risk improvement. Respondents were asked to indicate their maximum willingness to pay on a payment card. In an open-ended follow up question respondents were given the possibility (but were not obliged to) to indicate an exact amount of their maximum willingness to pay. If a respondent provided an exact willingness to pay, then this amount was used in the analysis. If not, then the midpoint between the amount indicated on the payment card and the next amount was considered as the true exact willingness to pay. The population willingness to pay is estimated from an ordinary least squares regression (OLS) and a maximum likelihood estimation. Two regression analyses were carried out with the OLS regression. In the first regression, the midpoint between the amount indicated on the payment card and the next higher amount was used as the willingness to pay if no exact willingness to pay was provided. This regression results in a population average willingness to pay of 5.673.486 Euro to avoid one fatal casualty. This value is to be considered as the true willingness to avoid one fatal casualty in Flanders from the contingent valuation methodology. In a second regression the next higher amount on the payment card was used as the true willingness to pay if no exact amount was provided by the respondent. This regression results in a population average willingness to pay of 6.560.248 Euro. This can be considered as the reasonable upper bound of the estimated willingness to avoid one fatal road casualty. The possible bias by the use of the payment card appears nonexisting in our survey. Possibly, this is due to the use of the open-ended follow up question. Concerning the impact of socio-demographic characteristics, we conclude that: Individuals who most often make commuter related trips, show a higher willingness to pay; Male individuals show a higher willingness to pay than females. This confirms earlier empirical findings; The higher the level of education, the lower is the willingness to pay; No significant impact on the willingness to pay of the level of age is found. This may be explained by the changing travel behaviour which was captured by another variable. Our estimates satisfy two validity tests: A higher level of income leads to a higher willingness to pay; A higher level of risk reduction results in a higher willingness to pay. Based on these results, the cost estimates presented in table S.1 can be used in future efficiency analyses for road safety measures in Flanders. The non-injury costs related to the accident are from police and fire department interventions, property damages, administrative costs for insurance companies, litigation costs and costs due to congestion. All these elements are based on De Brabander (2005). Table S.1: The value of avoiding one fatal road casualty in Flanders (2005): Unit value per fatal road casualty (in Euro) 5.681.122; Humane losses 4.967.488; Production losses 705.998; Medical costs 5.866; Visiting costs 96; Accelerated funeral costs 1.674; Non-injury costs related to the accident 6.612. (Author/publisher) Nederlandse samenvatting: Verschillende investeringen leiden tot verbeteringen in de verkeersveiligheid door het verminderen van het aantal ongevallen en het aantal slachtoffers. De middelen zijn echter beperkt en dienen te leiden tot een maximaal rendement. Het identificeren van de beste investeringen kan gebeuren op basis van een kosten-batenanalyse of een kosteneffectiviteits- analyse. Voor de uitvoering van een kosten-batenanalyse is een expliciete kwantificering van alle baten en kosten noodzakelijk. Ook bij een kosteneffectiviteitsanalyse is een zo ruim mogelijk kwantificering aan te bevelen, zeker wanneer verschillende effecten opgenomen worden in de analyse. De baten van vermeden dodelijke slachtoffers worden in dit onderzoek gekwantificeerd op basis van een contingente waardering. Deze techniek is de meestgebruikte waarderingsmethode in het internationale empirisch onderzoek. Op basis van een individuele interviews werd het uiteindelijk survey opgesteld, dat in een pre-test werd beantwoord door 321 respondenten. Aan het definitieve onderzoek namen 1337 respondenten deel eind 2005. De contingente waarderingsvraag betrof de aankoop van een toestel dat de eigen veiligheid van de respondenten verbetert. Voor verschillende niveau’s van veiligheid en veiligheidsverbetering werd gevraagd wat de maximale betalingsbereidheid is voor het toestel. De respondenten kregen een zogenaamde payment card te zien, waarop zij het maximale bedrag aanduiden dat overeenkwam met hun betalingsbereidheid. In een vervolgvraag mochten de respondent (maar ze werden niet verplicht) een exacte maximale betalingsbereidheid opgeven. Indien een exacte betalingsbereidheid werd opgegeven, dan werd deze gebruikt in de analyse. Indien geen exacte betalingsbereidheid werd opgegeven, dan werd het middelpunt van het bedrag op de payment card en het volgende, hogere bedrag gebruikt. Op basis van een ordinary least squares (OLS) regressie en een maximum likelihood schatting werd de gemiddelde betalingsbereidheid voor de populatie geschat. De OLS regressie werd voor twee verschillende modellen geschat. In het eerste model werd het middelpunt tussen het bedrag aangeduid op de payment card en het volgende, hogere bedrag gebruikt indien geen exacte maximale betalingsbereidheid werd opgegeven. Deze regressie leidt tot een gemiddelde betalingsbereidheid van 5.673.486 Euro. In een tweede OLS regressie werd het volgende hogere bedrag op de payment card gebruikt als maximale betalingsbereidheid, indien geen exacte betalingsbereidheid werd opgegeven. Dit resultaat kan beschouwd worden als de maximale redelijke schatting van de betalingsbereidheid. Deze regressie leidt tot een gemiddelde betalingsbereidheid van 6.560.248 Euro. De potentiële vertekening door het gebruik van de payment card lijkt in ons onderzoek niet aanwezig. Mogelijks is dit het gevolg van het gebruik van de vervolgvraag. Wat betreft de impact van de socio-demografische variabelen is het volgende vast te stellen: Individuen die vooral een woon-werk verplaatsing maken, vertonen een grotere betalingsbereidheid; Mannen vertonen een grotere betalings- bereidheid dan vrouwen. Dit komt overeen met internationale onderzoeksresultaten; Hoe hoger de opleiding van de respondenten, hoe kleiner de betalingsbereidheid; Er is geen significante impact van leeftijd op de betalingsbereidheid. Mogelijk wordt dit verklaard door het verplaatsingspatroon. De resultaten voldoen aan twee validiteitstesten: Een hoger inkomen leidt tot een grotere betalingsbereidheid; Een grotere risicovermindering leidt tot een grotere betalingsbereidheid. Op basis van dit onderzoek kan de volgende waardering in tabel S.1 voor het vermijden van een dodelijk slachtoffer in Vlaanderen gehanteerd worden in toekomstige investeringsanalyses van verkeersveiligheidsmaatregelen. De andere kosten elementen zijn gebaseerd op De Brabander (2005). De kosten die gerelateerd zijn aan het ongeval (en niet het slachtoffer) hebben betrekking op de interventies van politie en brandweer, schade aan privé en openbaar domein, administratieve kosten van verzekeringsmaatschappijen, gerechtelijke kosten en waarderingen voor tijdverlies naar aanleiding van congestie. Tabel S.1: Waarde van een vermeden dodelijk verkeersslachtoffer in Vlaanderen (2005): Eenheidswaarde per dodelijk slachtoffer (in Euro) 5.681.122; Humane verliezen 4.967.488; Productie verliezen 705.998; Medische kosten 5.866; Bezoekkosten 96; Vervroegde begrafeniskosten 1.674; Kosten gerelateerd aan het ongeval 6.612. (Author/publisher)

Request publication

14 + 5 =
Solve this simple math problem and enter the result. E.g. for 1+3, enter 4.

Publication

Library number
C 39502 [electronic version only]
Source

Diepenbeek, Steunpunt Verkeersveiligheid bij Stijgende Mobiliteit, 2007, 39 p., 40 ref.; Rapportnummer RA-2007-111

Our collection

This publication is one of our other publications, and part of our extensive collection of road safety literature, that also includes the SWOV publications.