Uit een SWOV-onderzoek is naar voren gekomen dat de verkeersveiligheid binnen de provincie Zeeland in een aantal opzichten ongunstig is met die in de rest van Nederland. Met name Zeeuwsch-Vlaanderen blijkt een relatief verkeersonveilig gebied. Om de verkeersveiligheidsproblemen binnen Zeeland meer fundamenteel aan te pakken is in het najaar van 1993 door de rijks- en provinciale wegbeheerders een duurzaam veilige aanpak voorgesteld. Als demonstratieproject is West Zeeuwsch-Vlaanderen gekozen. In dit project wordt gestreefd naar een zo kort mogelijke doorlooptijd, een adequate organisatie en beheersing van het project. Het uiteindelijke resultaat en de manier om er te komen zal als voorbeeld dienen voor het landelijke verkeersveiligheidsbeleid en het beleid in andere regio's. De Hoofddirectie van Rijkswaterstaat (RWS) heeft de uitdrukkelijke wens dat in het jaar 2000 alle maatregelen zijn gerealiseerd, evenals de evaluatie van het project met behulp van een monitoringssysteem. Aangezien de hoofddirectie van RWS de implementatie van duurzaam veilig wil bevorderen, heeft zij haar Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) gevraagd van dit demonstratieproject, zowel voor de inhoud als voor het proces, de effecten vast te stellen en de ervaringen uit te dragen naar andere regio's. AVV heeft vervolgens de SWOV gevraagd een systeem voor het monitoren van het demonstratieproject en een draaiboek samen te stellen voor de uitvoering van het monitorsysteem. De opdracht van AVV voor de SWOV is het opzetten van een monitorsysteem voor het demonstratieproject in West Zeeuwsch-Vlaanderen, met draaiboek en planning. dat moet dienen als handleiding voor het projectbureau die de monitoractiviteiten op zich neemt. Het projectbureau zal dus, aan de hand van het draaiboek, de monitoring van het proces en de effecten uit gaan voeren. Het monitorsysteem moet kunnen aangeven welke ontwikkelingen er zijn in de verkeersonveiligheid in West Zeeuwsch-Vlaanderen en in welke mate deze ontwikkelingen door het maatregelenpakket, zowel infrastructureel als niet-infrastructureel, worden beïnvloed. Ook moet de voorbereiding en de uitvoering van projecten worden vastgelegd, zodat eventueel tijdig kan worden bij gestuurd. (Author/publisher)
Abstract