Wij Europeanen vinden onze mobiliteit vanzelfsprekend. Dankzij de auto, betaalbare trein- en vliegreizen en het verdwijnen van de nationale grenscontroles kunnen we vrij rondreizen — ongeacht de afstanden. Door de afschaffing van de binnengrenzen in de Europese Unie en de totstandkoming van de interne markt worden de producten die we kopen in steeds grotere verscheidenheid, in steeds grotere hoeveelheden en sneller dan ooit tevoren over heel Europa vervoerd. Het wegvallen van grenzen en de openstelling van gesloten nationale markten zijn niet zomaar vanzelf gegaan. De Europese Unie heeft dit mogelijk gemaakt. De interne markt is gebaseerd op vier fundamentele vrijheden: vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal. Ter ondersteuning van die vrijheden zijn in de EU de grenscontroles voor personen en goederen tussen de verschillende EU-landen afgeschaft. Ook heeft de EU de voordien gesloten nationale weg- en luchtvervoersmarkten en — in mindere mate — de spoorvervoersmarkten opengegooid. Vooral over de weg en met het vliegtuig worden nu veel meer mensen en goederen vervoerd. Maar aan die mobiliteit zit een prijskaartje. De ironie wil dat onze stijgende vraag naar vervoer problemen heeft geschapen die onze mobiliteit in gevaar brengen. Dagelijks is 7500 km Europese snelweg geblokkeerd door verkeersopstoppingen. De congestie op de wegen en in de luchthavens verhoogt de brandstofrekening van de EU met 6 % en de milieuverontreiniging neemt navenant toe. Kortom de huidige groeipatronen van het vervoer zijn niet duurzaam. (Author/publisher)
Abstract