Evaluatie fietshelmcampagne 'Coole kop, helm op!' in Zeeland

Effecten op helmgebruik en factoren van invloed
Author(s)
Goldenbeld, Ch; Boele, M.J.; Commandeur, J.J.F.
Year

In Nederland leren kinderen al op jonge leeftijd fietsen; dit gaat gepaard met vallen en opstaan. Voor het merendeel zijn de valpartijen enkelvoudig. Dat wil zeggen dat kinderen bijvoorbeeld tegen een paaltje of een stoeprand fietsen en daarbij omvallen. Het risico op hoofdletsel als gevolg van een fietsongeval is voor jonge kinderen hoger dan voor volwassenen. De ernst van het hoofdletsel kan worden beperkt door een fietshelm te dragen. De fietshelm is echter niet populair in Nederland. Voor het verplicht stellen is dan ook geen draagvlak. Voor het stimuleren van helmgebruik lijkt wel draagvlak te zijn, vooral voor groepen die met een hoger risico worden geassocieerd, zoals kinderen.

Om vrijwillig fietshelmgebruik te stimuleren en ernstig hoofdletsel bij jonge fietsende kinderen in Zeeland tegen te gaan, heeft de provincie Zeeland samen met het Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Zeeland (ROVZ) de fietshelmcampagne ‘Coole kop, helm op’ ontwikkeld. In het kader van deze campagne zijn van 2010 tot 2015 gratis fietshelmen aan Zeeuwse basisschoolleerlingen uitgedeeld.

Op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Milieu is door SWOV en VeiligheidNL evaluatieonderzoek uitgevoerd naar het effect van deze fietshelmcampagne in Zeeland. Het onderzoek van VeiligheidNL heeft betrekking op de (kosten)effectiviteit in het terugdringen van hoofdletsel. SWOV heeft onderzocht of de campagne invloed heeft gehad op het vrijwillig dragen van de fietshelm door kinderen. Dit rapport doet daarvan verslag. Het gehele evaluatieonderzoek is samengevat in de publicatie Fietshelmcampagne ‘Coole kop, helm op!’ in Zeeland; Evaluatie van de effecten (Boele et al., 2016).

Fietshelmcampagne ‘Coole kop, helm op’

De Zeeuwse fietshelmcampagne is in het schooljaar 2010-2011 van start gegaan met het uitdelen van fietshelmen aan basisschoolleerlingen in groep 1 tot en met 4 op alle Zeeuwse scholen (leeftijd ca. 4-8 jaar). In de opvolgende jaren zijn de helmen telkens aan groep 1 uitgedeeld, zodat in het laatste campagnejaar (2014-2015) alle Zeeuwse basisschoolleerlingen een fietshelm in hun bezit konden hebben. De invulling en uitvoering van de campagneactiviteiten is in de loop van de jaren een aantal keren sterk gewijzigd.

In het eerste campagnejaar (2010-2011) heeft de provincie Zeeland niet alleen de fietshelmen uitgedeeld, maar werden ook lespakketten ingezet, onder andere bestaand uit een lesbrief en een knutselplaat, evenals folders en informatiebrieven voor ouders en leerkrachten, en een theaterstuk voor de kinderen. In de twee schooljaren die daarop volgden (2011-2013) zijn er naast het uitdelen van de gratis fietshelm geen andere campagneactiviteiten uitgevoerd. In de laatste twee campagnejaren (2013-2015) zijn de aanvullende campagneactiviteiten hervat. Naast het uitdelen van de fietshelmen aan groep 1 is er weer een theaterstuk ingezet en werden kinderen uitgenodigd voor een fietshelmfeestje.

Dit onderzoek

In dit SWOV-deel van de evaluatie is gekeken naar zowel het helmgebruik op straat als het helmgebruik volgens eigen zeggen (‘zelfrapportage’). Verder is onderzocht hoe ouders (en hun kinderen) over de fietshelm denken. Specifiek zijn de volgende onderzoeksvragen beantwoord:

  1. Wat is het effect van de campagne op het zelfgerapporteerde en het waargenomen helmgebruik van fietsende kinderen in het verkeer?
  2. Welke motieven, attituden, en andere factoren spelen een rol bij het dragen van een fietshelm door kinderen?

De evaluatiestudie is uitgevoerd in de periode 2010-2015. Om het effect van de fietshelmcampagne op het helmgebruik te kunnen vaststellen, is Zeeland vergeleken met een controlegebied. Voor een antwoord op de onderzoeksvragen is er op twee manieren informatie verzameld.

Observatiestudie

Jaarlijks is er in oktober een observatiestudie uitgevoerd. Hiervoor zijn zowel in Zeeland als in het controlegebied aselect 40 locaties gekozen: 20 school­locaties (in de nabije omgeving van een school) en 20 overige locaties (in de buurt van sportlocaties, speelplaatsen en drukke fietsroutes).

Op die locaties is geobserveerd hoeveel fietsende kinderen een helm droegen. Ook is genoteerd of de fietshelm correct werd gedragen. De eerste observatie­studie is gedaan vóór aanvang van de campagne (de voormeting). De observaties op de schoollocaties hebben plaatsgevonden op weekdagen en op de overige locaties op zaterdag.

Vragenlijststudie

Na de introductie van de campagne is in Zeeland een eerste, verkennende vragenlijststudie op de 20 geselecteerde scholen in Zeeland uitgevoerd. De vragen­lijst is via de school onder de ouders verspreid. De ouders is gevraagd de vragenlijst – samen met hun kind of met hun kind in gedachten – in te vullen.

In de drie daaropvolgende jaren bestond het vragenlijstonderzoek steeds uit twee onderdelen. Voor het eerste onderdeel kregen de deelnemende scholen in Zeeland en het controlegebied papieren vragenlijsten voor de ouders. Met deze korte papieren vragenlijst is informatie verzameld over de gezinssamenstelling en het fiets- en fietshelmgedrag. Voor de school die relatief de meeste vragenlijsten ingevuld terugstuurde stelde de provincie Zeeland een prijs beschikbaar.

Voor het tweede onderdeel zijn online vragenlijsten verstuurd naar ouders die hadden aangegeven te willen deelnemen aan het vervolg van het onderzoek. De online vervolgvragenlijst bestond uit verschillende vragen over fietsgedrag, zelfgerapporteerd helmgebruik, attituden en motieven van kinderen en ouders ten aanzien van het dragen van de fietshelm. Ouders die de vragenlijst volledig invulden werden beloond met 5 euro. Ouders die nog twee keer aan de vragenlijst wilden deelnemen, konden sparen voor een cadeaubon van 50 euro. Hiermee is geprobeerd ouders voor langere tijd aan het onderzoek te verbinden. Het responspercentage bleef desondanks laag, met een gemiddelde van 9%, in zowel Zeeland als het controlegebied.

Resultaten

Effect op waargenomen helmgebruik in het verkeer

Na het eerste jaar van de campagne is het gebruik van fietshelmen bij jonge (4-8 jaar) fietsende kinderen in Zeeland zichtbaar toegenomen. Op zowel locaties nabij scholen als overige locaties steeg het draagpercentage in Zeeland: van gemiddeld 3,3% in de voormeting naar 15,7% in het eerste campagnejaar. Twaalf procent van de jonge kinderen is in dat jaar dus de fietshelm gaan dragen, waar ze dat daarvóór niet deden. In het controlegebied bleef het fietshelmgebruik gelijk. Dit effect is in latere campagnejaren niet bestendigd. Bij fietsende kinderen in de leeftijd van 9-12 jaar was het gebruik van de fietshelm nagenoeg nul procent, zowel in Zeeland als in het controlegebied.

In de latere campagnejaren is ook geobserveerd of de fietshelm op correcte wijze gedragen werd. Hoewel er in die periode relatief weinig fietsende kinderen met een helm werden waargenomen, droeg ruim twee derde van hen de fietshelm correct. Als de helm verkeerd werd gedragen, stond deze meestal te hoog of te laag op het hoofd.

Zelfgerapporteerd fietshelmgebruik en beïnvloeders daarvan

Allereerst is gekeken of de ouders die de (online) vervolgvragenlijst hebben ingevuld verschilden van ouders die na de papieren vragenlijst niet verder deelnamen aan het onderzoek. Alleen in de jaren 2012-2013 en 2013-2014 leek dat het geval te zijn: ouders die hadden deelgenomen aan het vervolg­onderzoek stonden iets positiever ten opzichte van de fietshelm of tegenover fietsen in het algemeen dan ouders die niet hadden deelgenomen. Deze verschillen zijn echter relatief klein, zodat de invloed op de resultaten gering geacht wordt.

Zeeland en het controlegebied verschilden niet noemenswaardig wat betreft de verdeling over de schoolgroepen (groepen 1 tot en met 8) in de steekproeven of de afstand tussen school en huis. Dit resultaat bevestigt de aanname op grond waarvan het controlegebied was geselecteerd: namelijk dat dit niet veel van Zeeland verschilt.

Helmgebruik

De resultaten laten een verband zien tussen de basisschoolgroep waarin het kind zit en de mate waarin het kind het afgelopen jaar de helm zegt te hebben gedragen. Het fietshelmgebruik neemt af naarmate kinderen in een hogere groep zitten. In groep 1 en 2 ligt het zelfgerapporteerde helmgebruik het hoogst; vanaf groep 4 en hoger is het draagpercentage zeer laag.

Een ander sterk verband is de positieve relatie tussen het stellen van regels door ouders en de mate waarin het kind de helm draagt. Ruim driekwart van de ouders stelt geen regels ten aanzien van het helmgebruik van het kind.

Motieven

Volgens de ouders zijn de belangrijkste beweegredenen voor jonge kinderen om de fietshelm wel te (laten) dragen de veiligheid en de wens van de ouders. Het belangrijkste motief om de fietshelm niet te (laten) dragen is volgens de ouders en kinderen dat vriendjes en vriendinnetjes geen fietshelm dragen.

Attituden

Zowel bij kinderen als bij ouders wordt de houding ten opzichte van de fietshelm minder positief naarmate de kinderen ouder worden.

Discussie

De fietshelmcampagne in Zeeland heeft in het eerste jaar het gebruik van de fietshelm bevorderd. In dat jaar is een extra 12% van de 4- tot 8-jarige kinderen de fietshelm gaan dragen: gemiddeld 15,7% ten opzichte van 3,3% in de voormeting. In latere jaren is dit gedragseffect niet bestendigd. Dit heeft mogelijk te maken met het feit dat de begeleidende campagne­activiteiten een jaar na de start op een lager pitje zijn gezet. Uit eerdere studies is bekend dat naast gratis fietshelmen, ook aanvullende informatie en educatie belangrijk zijn voor een succesvolle campagne.

In alle campagnejaren is te zien dat het fietshelmgebruik lager is naarmate kinderen in een hogere groep zitten. Vanaf groep 4 en hoger is het fietshelm­gebruik zeer laag. Een belangrijke factor daarbij is waarschijnlijk de sociale norm. Het meest genoemde motief – door ouders en kinderen – om de fietshelm niet te dragen is immers dat vriendjes en vriendinnetjes dit ook niet doen. Ook uit andere studies is bekend dat kinderen en volwassenen sterk worden beïnvloed door wat zij zien als ‘normaal’. Een factor die daarnaast meespeelt is dat ouders al snel meer vertrouwen krijgen in de vaardigheid van hun kind en de bekendheid met de fietsroute naar school.

Het (tijdelijke) effect van de campagne op het gebruik van de fietshelm zijn in deze studie onderzocht door observaties met gebruik van een voormeting en een controlegebied. Behalve de fietshelmcampagne zelf, waren er bij voorbaat geen noemenswaardige verschillen tussen respondenten uit Zeeland en dit controlegebied. Met de jaarlijkse vragenlijststudie is een beeld verkregen van de factoren die een rol spelen bij het dragen van een fietshelm. Ondanks de inzet van beloningen voor ouders om de vragenlijst in te (blijven) vullen, is de respons hierop echter laag gebleven (gemiddeld 9%). Het vragenlijstonderzoek is hiermee beperkt generaliseerbaar.

Conclusie

Deze evaluatiestudie heeft laten zien dat een fietshelmcampagne het gebruik van de fietshelm door jonge kinderen kan bevorderen als gratis helmen worden verstrekt en dit gepaard gaat met educatie en voorlichting. In het eerste campagnejaar, waarin de campagne werd aangevuld met extra campagneactiviteiten, droegen in Zeeland bijna vijf keer zo veel jonge fietsertjes (4-8 jaar) een fietshelm als vóór de campagne: een stijging van gemiddeld 3,3% naar 15,7%. In het controlegebied bleef het fietshelmgebruik gelijk. Dit gedragseffect is niet bestendigd in de campagnejaren die volgden en waarin geen aanvullende activiteiten meer werden georganiseerd.

Naast aanvullende voorlichting en educatie bleek ook de ‘sociale norm’ een belangrijke factor in deze campagne. Ouders en kinderen worden sterk beïnvloed door de norm dat men in Nederland zonder fietshelm fietst.

Aanbevelingen

Het is aan te bevelen om in fietshelm-/vervolgcampagnes rekening te houden met het belang van extra voorlichting en educatie en met de invloed van de sociale norm. Hoe meer kinderen een fietshelm dragen, hoe normaler de kinderen (en hun ouders) dit gaan vinden. Het is daarom van belang om activiteiten te organiseren met een optimale zichtbaarheid van de fietshelm. In voorlichting zou ook de rol van ouders aan bod moeten komen.

Evaluation bicycle helmet campaign 'Wanna look cool, wear a helmet!' in the Province of Zeeland in the Netherlands; Effects on helmet use and influential factors 

In the Netherlands children learn to cycle at an early age. The learning process is one of trial and error and as a result, children often fall from their bicycles. The majority of these falls are single-bicycle crashes; for example, children falling off their bicycle after hitting a bollard or a kerb. The risk of head injury due to a bicycle crash is higher for young children than for adults. The severity of the head injury may be limited by wearing a bicycle helmet. However, the bicycle helmet is not popular in the Netherlands and hence there is no support for making it compulsory. There seems to be support for promoting helmet use, especially for groups that are associated with a higher risk, such as children.

To stimulate voluntary use of bicycle helmets and to prevent serious head injury among young children cycling in the Province of Zeeland, the Province of Zeeland, together with the Regional Traffic Safety Body Zeeland (ROVZ) developed a bicycle helmet campaign ‘Coole kop, helm op!' (Wanna look cool, wear a helmet!). From 2010 to 2015, free bicycle helmets were provided to Zeeland’s primary school pupils as part of the campaign.

At the request of the Ministry of Infrastructure and the Environment, SWOV and the Dutch Consumer Safety Institute (VeiligheidNL) evaluated the effect of the bicycle helmet campaign in Zeeland. The research done by VeiligheidNL covered the (cost) effectiveness in reducing head injury. SWOV examined whether the campaign influenced the voluntary bicycle helmet use by children. This report presents the results. The complete evaluation is summarized in the publication Fietshelmcampagne ‘Coole kop, helm op!’ in Zeeland; Evaluatie van de effecten (Boele et al., 2016).

Bicycle helmet campaign 'Wanna look cool, wear a helmet!'

The bicycle helmet campaign in Zeeland started in school year 2010-2011. Free helmets were handed to children in grades 1 to 4 (age 4-8 years) in schools throughout the Province of Zeeland. In the following years, helmets were handed to the new grade 1 children, so that in the last school year of the campaign (2014-2015) all primary school pupils in Zeeland could own a bicycle helmet. Over the years, the execution of campaign has been changed considerably.

The distribution of the helmets in the first year was coupled with additional supporting activities, such as teaching material, information letters for parents, and theatre for the children. In the two school years that followed (2011-2013), no additional campaign activities were implemented other than the distribution of free bicycle helmets. In the final two years of the campaign in (2013-2015) the additional campaign activities were continued. In addition to handing out bicycle helmets to the pupils in grade 1, a theatre play was performed and the children were invited to a bicycle helmet party.

The SWOV-study

SWOV evaluated observed actual helmet use in traffic and self-reported helmet use. Furthermore, SWOV investigated how parents (and their children) feel about the bicycle helmet. Specifically, the following research questions were answered:

  1. What is the effect of the campaign on both self-reported and observed helmet use by cycling children in traffic?
  2. What motives, attitudes, and other factors play a role in children wearing a bicycle helmet?

The evaluation study was conducted in the period 2010-2015. To determine the effect of the helmet campaign on the bicycle helmet use, Zeeland was compared with a control area. To answer the research questions two data collection methods were used.

Observation study

An observation study was conducted in October of each year. In Zeeland as well as in the control area 40 locations were randomly selected: 20 locations near schools and 20 other locations (near sports locations, playgrounds and busy cycle routes). At these locations observers had to record helmet wearing by cycling children and whether the bicycle helmet was worn correctly. The first observation study took place before the start of the campaign (the pre-test). The observations at the school locations took place on week days and the observations at the other locations on Saturdays.

Questionnaire study

After the introduction of the campaign a first, exploratory questionnaire study was conducted in the 20 selected schools in Zeeland. The questionnaire was distributed among the parents via the school. The parents were asked to fill in the questionnaire, together with their child or with their child in mind.

In the three subsequent years, the research questionnaire always consisted of two parts. In the first part the participating schools in Zeeland and in the control area were given paper questionnaires for the parents. This brief paper questionnaire was used is collect information on the family composition and about cycling behaviour and helmet use. The school that returned the relatively highest number of completed questionnaires was rewarded with a prize by the Province of Zeeland. In the second part online questionnaires were sent to parents who had indicated they would participate in the subsequent stage of the study. The online follow-up questionnaire consisted of several questions about cycling behaviour, self-reported helmet use, attitudes and motives of children and parents with regard to bicycle helmet wearing. Completed questionnaires were rewarded with a 5-euro gift voucher. To obtain higher response rates, parents were encouraged to participate each campaign year and save up to a gift voucher of 50 euro. However, response rates for the online questionnaire in Zeeland and the control area remained low, 9% on average.

Results

Effect on observed helmet use in traffic

After the first year of the campaign the use of bicycle helmets by young children (4-8 years) in Zeeland had increased. At both school locations and other locations in Zeeland helmet use increased: from an average of 3.3% at pre-test to 15.7% in the first year of the campaign. Twelve percent of young children started wearing helmet in that year, where they previously did not. In the control area the helmet use remained the same. This effect did not continue in later campaign years. Among children aged 9-12 years helmet use was almost zero percent, in Zeeland as well as in the control area.

In the later campaign years the observation study also involved observation of correct helmet wearing. Although during that period relatively few children were observed cycling while wearing a helmet, more than two thirds of them wore the helmet correctly. If the helmet was worn incorrectly, it was too high or too low on the head most of the time.

Self-reported bicycle helmet use and the influential factors

First of all, we investigated whether parents who filled in the (online) follow-up questionnaire differed from parents who did not participate in the study after the paper questionnaire. Only in the years 2012-2013 and 2013-2014 this seemed to be the case: parents who took part in the follow-up study were slightly more positive about the bicycle helmet or about cycling in general than parents who did not take part. However, these differences are relatively small, and the effect on the results is considered small. 

The Province of Zeeland and the control area did not differ with regard to the distribution among school grades (grades 1 to 8) in the samples nor the distance between school and home. This result confirmed the assumption under which the control area was selected: namely that it does not differ much from Zeeland.

Helmet use

The results show that school grade and self-reported helmet wearing are related. Helmet use decreases as children attend higher grades. Self-reported helmet use is higher for children in grades 1 and 2; from grade 4 onward, the wearing rate is very low. 

Another strong relationship is shown between self-reported helmet use and the rules parents have for helmet use. More than three quarters of the parents do not have rules for helmet use. 

Motives

According to the parents the most important reason for children to wear a helmet is safety and the parents’ wish. Parents and children report that the main motive for not wearing a helmet or not telling the children to wear the bicycle helmet is that friends do not wear bicycle helmets.

Attitudes

Both children and parents are less positive towards bicycle helmets as the children get older.

Discussion

The results showed that observed bicycle helmet use increased in the first campaign year, but varied in later years. After the first year of the campaign nearly five times as many young children (4-8 years old) were observed wearing a bicycle helmet: an increase from 3.3 to 15.7%.

The variation in rates in later years was probably caused by variations in campaign intensity over the years. In year 2 and 3 of the campaign only free helmets were provided to the children in Grade 1. Other campaign activities, such as education for children and information for parents stopped. Previous studies have shown that additional information and education as well as free bicycle helmets are important for a successful campaign.

In all campaign years bicycle helmet use is lower as children are in higher grades. From grade 4 onwards, helmet use is very low. An important factor is probably the social norm. The most frequently reported reason – by parents and children –for not wearing the bicycle helmet is that friends do not wear helmets. Other studies also show that children and adults are strongly influenced by what they regard as 'normal'. Another factor is that parents quickly gain in their children’s cycling skills and the familiarity with the bicycle route to school.

This study examined the (temporary) effect of the campaign on bicycle helmet use with observations, using a pre-and a control area. Other than the bicycle helmet campaign itself, there were no differences between respondents from Zeeland and this control area before the study. The annual questionnaire study provided an idea of the factors that play a role in bicycle helmet use. Despite the efforts to commit parents to the questionnaire for several years with a reward system, the questionnaire study had low response rates. The generalizability of the results of this study is therefore limited.

Conclusion

This evaluation study shows that a bicycle helmet campaign can stimulate the use of bicycle helmets by young children if free helmets are handed out, and education and information are provided simultaneously. During the first campaign year, with additional campaign activities, almost five times more young cyclists (4-8 years) in Zeeland wore a bicycle helmet than before the campaign: an increase from 3.3% to 15.7%. In the control area bicycle helmet use did not change. This behavioural effect did not continue during the following campaign years in which no additional activities were organized. Not only the ‘social norm’, but also additional information and education were important factors in this campaign. Parents and children are strongly influenced by the norm in the Netherlands that people cycle without a helmet.

Recommendations

It is recommended that future bicycle helmet and follow-up campaigns consider the importance of additional information and education and the influence of the social norm. The more children wear a bicycle helmet, the more this will be regarded as normal by children (and their parents). It is, therefore, important to organize activities with optimal visibility of the bicycle helmet. The parent’s role should also be included in public information.

Report number
R-2016-8
Pages
62 + 88
Publisher
SWOV, Den Haag

SWOV publication

This is a publication by SWOV, or that SWOV has contributed to.