Gedragsbepalende factoren vrijwillig gebruik van een fietshelm

Rapportage van een verkennend onderzoek onder verschillende groepen fietsers
Author(s)
MARE
Year
  • Op verzoek van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft MARE maart 2023 een kwalitatief verkennend onderzoek uitgevoerd onder verschillende groepen fietsers. Doelstelling van het onderzoek was om input te krijgen voor een te ontwikkelen gedragsstrategie voor het stimuleren van vrijwillig gebruik van de fietshelm. Hiervoor zijn 18 interviews uitgevoerd van drie kwartier met ouders van jonge kinderen, forensen en senioren.
  • In de gesprekken is ingegaan op hun huidig fietsgedrag, zijn de eerste reacties en attitudes nagegaan op een fietshelm en is voor een aantal bepalende gedragsfactoren (vanuit het Behaviour Web van Kantar) bekeken in hoeverre deze een rol spelen bij de aanschaf en het gebruik van een fietshelm.
  • Aangezien deelnemers bleven steken in een pre-intentionele fase ten aanzien van een fietshelm en men onmiddellijk het gebruik ervan in gedachten heeft, is in overleg met IenW besloten om in de rapportage het doelgedrag ‘gebruik van een fietshelm’ centraal te stellen en de specifieke factoren voor wat betreft de aanschaf apart te beschrijven als dit aan de orde is.
  • Deelnemers zien het fietsen als een gewone bezigheid die past in hun dagelijks leven onder het motto ‘jong geleerd is oud gedaan’. Sommigen hebben een fiets zonder trapondersteuning, andere met trapondersteuning (e-bike). Degenen zonder e-bike zien e-bikes als heel snelle fietsen, terwijl de mensen met een e-bike eerder de speed pedelics als zodanig zien. Er is een duidelijk verschil in snelheidsbeleving en daarmee gepaard gaand risico op een ongeval.
  • De meeste deelnemers zijn vrij positief over hun fietsomgeving. Soms heeft men last van overige weggebruikers. Naarmate de woonomgeving drukker is en er minder aparte fietspaden zijn, komt bij het fietsen wel meer opletten om de hoek kijken.
  • Ouders van jonge kinderen blijken vaak een fietshelm te hebben aangeschaft voor hun kind(eren) als zij leerde(n) fietsen, maar deze na de leerperiode weer aan de kant te hebben gelegd. Het blijvend dragen van de fietshelm is niet gebruikelijk.
  • De eerste associaties op een fietshelm zijn ronduit negatief; men heeft veel weerstand tegen het dragen van een fietshelm. De negatieve associaties worden ingegeven door een vermeend verplicht karakter ervan, inboeten op je uiterlijk, het gevoel bij een bepaalde groep te behoren waarbij men niet wil horen als men een fietshelm draagt. Verder brengt een fietshelm ‘gedoe’ met zich mee en gaat het ten koste van je fietsplezier.
  • Een fietshelm is volgens deelnemers vooral relevant voor bepaalde groepen fietsers die een groter risico lopen zoals ouderen met een e-bike, kinderen en andere kwetsbare fietsers.
  • Een fietshelm kan nuttig zijn en zeker een algemeen belang dienen, maar het persoonlijk belang wordt heel laag ingeschat.
  • De risicoperceptie bij het fietsen zonder fietshelm is heel laag; men erkent de beschermende werking van een fietshelm, maar ziet heel weinig risico voor zichzelf.
  • Vrijwillig gebruik van een fietshelm komt pas in beeld als men zich onzeker/onveilig gaat voelen op de fiets, een e-bike aanschaft als oudere, het verkeer heel veel drukker gaat worden, iedereen met een fietshelm op fietst. Fietshelmen dienen er dan sowieso beter uit te zien dan nu en comfortabeler te zijn dan men nu vermoedt dat deze zijn.
  • Eigen ervaringen met een fietsongeval of uit de nabije omgeving lijken nauwelijks bij te dragen aan een verhoogde risicoperceptie.

Ten aanzien van de gedragsfactoren die een rol spelen bij het gebruik van een fietshelm vallen de volgende zaken op:

  • Kosten/baten vallen negatief uit voor de fietshelm. De fietshelm levert bescherming en mogelijk een gevoel van veiligheid op, maar daarvoor moet men veel inleveren (looks, horen bij een groep, gedoe, minder fietsplezier).
  • Effectiviteit van een fietshelm wordt – zeker voor bepaalde doelgroepen - niet betwijfeld, maar de weerstand ertegen overheerst.
  • Legitimiteit van een fietshelm wordt deels herkend. Informatie van betrouwbare afzenders zonder eigen belang verhoogt de legitimiteit, maar vrijwilligheid impliceert ook bijna dat het niet zo belangrijk is.
  • Sociale norm speelt een heel grote rol bij de weerstand tegen een fietshelm. Men denkt in negatieve zin op te vallen met een fietshelm en dat niet te willen. Een fietshelm wordt gekoppeld aan kwetsbare doelgroepen of uitzonderingssituaties zoals racefietsen. De descriptieve norm komt overeen met de injunctieve norm: men ziet alleen specifieke groepen met een fietshelm op in het straatbeeld. Dit bekrachtigt het beeld dat een helm niet past bij standaard fietsritten.
  • Omgeving/context: de praktische bezwaren zijn niet mis te verstaan: het meenemen en opbergen van de helm, het draagcomfort, het uiterlijk van de helm doen afbreuk aan de helm.
  • Vooroordelen/vuistregels over de fietshelm zijn zeker voorhanden en betreffen het gepercipieerde ‘kneusjes’ overkomen, afbreuk doen aan je imago, geen helm nodig vanwege het ermee opgegroeid zijn. Voor kinderen kan het wel handig zijn, mogelijk tijdelijk.
  • Gewoontegedrag: men verwacht dat het moeilijk gaat worden om het dragen van een helm snel te automatiseren: je fietst je hele leven immers al zonder helm. Praktische oplossingen voor dagelijks gebruik zijn van belang bij het automatiseren van gewoontegedrag.
  • Persoonlijke waarden: het dragen van een fietshelm wordt verbonden aan het voelen van verantwoordelijkheidsgevoel voor dierbaren, het zo lang mogelijk zelf gezond willen blijven, een voorbeeldfunctie vervullen ten aanzien van je kinderen. Maar deze gevoelens leiden vooralsnog nog niet tot aanschaf noch gebruik. Enkele deelnemers lijken wel gevoelig te zijn om hierop te worden aangesproken.
Pages
34
Library number
20240002 ST
Publisher
MARE, Amsterdam

Our collection

This publication is one of our other publications, and part of our extensive collection of road safety literature, that also includes the SWOV publications.