Van het aantal verkeersdoden is 32% fietser. Van het aantal ernstig gewonden is 60% fietser. Voor een belangrijk deel gaat het hier om enkelvoudige fietsongevallen (zonder motorvoertuigen). De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (hierna: SWOV) constateert dat het gewenst is om meer kennis te verkrijgen over oorzaken van fietsongevallen. De verkeersveiligheidsprognoses van SWOV laten zien dat de fietser en in het bijzonder de oudere fietser, de belangrijkste groep verkeersdeelnemers is om het verkeersveiligheidsbeleid en onderzoek op te richten. Onderzoek naar de relatie tussen gedrag van de fietser en het risico op een ongeval is momenteel lastig uit te voeren zonder fietsers bloot te stellen aan de risico’s van het echte verkeer. Daarom pleit SWOV voor het ontwikkelen van simulatoren en ander vormen van testlabs. Het doel van dit onderzoek is om de te inventariseren hoe IenM de kennisontwikkeling op het gebied van fietsveiligheid kan stimuleren. Dit doen we door de behoeften aan geavanceerde onderzoeksfaciliteiten (‘fietslabs’) voor onderzoek naar fietsveiligheid te inventariseren (door middel van een marktconsultatie). Aanleiding hiervoor is de aanbeveling van SWOV dat een dergelijke onderzoeksfaciliteit in Nederland een belangrijke bijdrage kan leveren aan de kennisontwikkeling over fietsongevallen in Nederland. Volgens SWOV is het om meer inzicht te krijgen in ongeval-oorzaken en oplossingen nodig dat er onderzoeksmethoden zijn waarin zowel een bestaande als ‘nieuwe’ werkelijkheid veilig kan worden nagebootst. De SWOV pleit voor het ontwikkelen van simulatoren of andere vormen van testlabs. De onderliggende aanname is dat het gebrek aan een dergelijke onderzoeksfaciliteit een drempel vormt voor kennisontwikkeling op het gebied van fietsveiligheid. In deze notitie wordt een samenvatting gegeven van de bevindingen die de onderzoekers van KWINK groep hebben opgedaan bij de marktconsultatie naar de behoefte aan een gedeelde onderzoeksfaciliteit voor onderzoek naar fietsongevallen. In dit eerste hoofdstuk worden de achtergrond en aanpak achtereenvolgens toegelicht. In hoofdstuk twee beantwoorden we de onderzoeksvragen die door het ministerie van IenM zijn meegegeven. (Author/publisher)
Abstract