Monitor Infrastructuur en Ruimte 2016 : zicht op de effecten van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Author(s)
Kuiper, R. & Schuit, J. van der
Year
Abstract

Zowel de minister van Infrastructuur en Milieu (IenM) als de Tweede Kamer vindt het belangrijk om zicht te houden op het doelbereik van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR; IenM 2012). Op verzoek van de minister monitort het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) daarom dit doelbereik in de Monitor Infrastructuur en Ruimte (kortweg: MIR). Ook in deze derde MIR (MIR 2016) staat in hoeverre de in de SVIR gestelde doelen worden gehaald of binnen bereik zijn. Het PBL brengt de MIR uit onder eigen verantwoordelijkheid en in samenwerking met het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM), het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De SVIR is sinds maart 2012 van kracht. De MIR-nulmeting (PBL 2012) verscheen dan ook vier jaar geleden; de voorliggende studie betref de tweede (herhalings) meting. De cijfers in de MIR 2016 zijn voor een groot deel gebaseerd op metingen uit 2014. Daarmee geef deze monitor voor het eerst ook voor de periode na het inwerkingtreden van de SVIR een beeld van het huidige doelbereik. De effectiviteit van de SVIR is in deze monitor niet onderzocht. Ontwikkelingen in het doelbereik staan onder invloed van diverse factoren, die elkaar vaak beïnvloeden en deels wel en deels minder of zelfs niet met ruimtelijk beleid zijn te veranderen. Een beoordeling van de effectiviteit van de instrumenten van de SVIR vraagt dan ook om een nadere analyse van deze factoren. Dat is vooral mogelijk voor ontwikkelingen op de terreinen waarvoor de SVIR-doelen een voortzetting zijn van eerder beleid (dit geldt overigens voor ongeveer de helft van de SVIR-doelen). Deze al langer bestaande beleidsdoelen komen uit de Nota Ruimte (2006) en de Nota Mobiliteit (2004), en uit andere, nu nog vigerende beleidsnota’s, bijvoorbeeld op het gebied van milieu en water. Het Rijk benoemt in de SVIR vier hoofddoelen om Nederland voor de middellange termijn (2028) ‘concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ te houden: I. het vergroten van de concurrentiekracht door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland; II. het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker vooropstaat; III. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden zijn behouden; IV. een goed systeem van ruimtelijke ordening. Deze vier doelen zijn in de SVIR onderverdeeld in dertien nationale belangen. Daarnaast worden in de SVIR ook enkele doelen uit eerder beleid gemonitord, namelijk: V. doelen op basis van de zogenoemde essentiële onderdelen van de Nota Mobiliteit (VenW 2004). Deze maken onderdeel uit van de SVIR; VI. een selectie van de belangrijkste indicatoren uit de Monitor Nota Ruimte (MNP & RPB 2006). Deze maken geen onderdeel uit van de SVIR; het gaat hier om losgelaten beleid. Toch worden deze doelen gemonitord omdat de minister van IenM dit expliciet aan de Tweede Kamer heef toegezegd. De MIR is gericht op het in beeld brengen van fysieke, ruimtelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat niet wordt gekeken naar procesdoelen (zoals de doorwerking van rijksbeleid in het beleid van decentrale overheden). Het volgen van de doorwerking van rijksbeleid in het beleid van provincies en gemeenten is een taak van de Inspectie Leefomgeving en Transport en van de provincies. De uitzondering vormt het procesdoel van de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’, dat vanwege een toezegging van de minister van IenM aan de Tweede Kamer wel in deze monitor is opgenomen. Omdat deze monitor alleen over rijksdoelen gaat, blijven sommige — voor ruimte en infrastructuur zeer relevante — ontwikkelingen buiten beeld. In de gelijktijdig met deze MIR verschenen Balans van de Leefomgeving 2016 van het PBL en in het Mobiliteitsbeeld 2016 van het KiM komt een aantal van deze buiten beeld gebleven ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van landbouw, woningmarkt en mobiliteit, wel aan de orde. Overigens is de conclusie in de Evaluatie van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Oostdijk et al. 2016) dat het Rijk bij de SVIR slechts beperkt invulling heef gegeven aan de monitoring (en evaluatie van de uitvoering) van decentrale ontwikkelingen (waaronder het losgelaten beleid). Het ministerie heef daardoor beperkt zicht op de uitvoering en kan daardoor — indien gewenst — maar beperkt bijsturen. Voor de indicatoren in de MIR is aansluiting gezocht bij de bestaande indicatoren uit de Monitor Nota Ruimte en de Nationale Mobiliteitsmonitor. Dit is van belang om trends en ontwikkelingen over een langere periode in beeld te kunnen brengen. Waar mogelijk geven de indicatoren zowel de stand van zaken aan als de ontwikkeling over de laatste tien jaar. Waar nodig zijn nieuwe indicatoren ontwikkeld. Een deel van de indicatoren is nog in ontwikkeling; zie bijlage 2 voor de stand van zaken. Het PBL heef de indicatorenset opgesteld in overleg met het ministerie van IenM, na advies van de klankbordgroep. De minister stelde de indicatorenlijst vast met een brief aan de Tweede Kamer (TK 2012). Voor meer informatie over de relatie tussen de beleidsdoelen van de SVIR en de indicatoren verwijzen we naar de MIR-nulmeting (PBL 2012). Deze monitor is zo sober mogelijk opgezet, door zo veel mogelijk gebruik te maken van bestaande indicatoren uit de eerdere Monitor Nota Ruimte, de Nationale Mobiliteitsmonitor en het Mobiliteitsbeeld 2015 (htp://web.minienm.nl/ mob2015). In alle gevallen hebben we gebruikgemaakt van al bestaande gegevens. Een aandachtspunt vormt de continuïteit van deze gegevensverzamelingen. Ontbreekt die continuïteit, dan kunnen bepaalde indicatoren bij vervolgmetingen niet meer worden geactualiseerd. Zo is de frequentie van de periodieke veiligheidstoetsing van dijken en kunstwerken teruggebracht van eens in de zes naar eens in de twaalf jaar. Voor indicatoren op het gebied van natuur is het afwachten in hoeverre vervolgmetingen mogelijk blijven waar decentralisatieafspraken nog niet in monitoring voorzien. De scores per indicator worden besproken in volgorde van de dertien nationale belangen uit de SVIR, de essentiële onderdelen van de Nota Mobiliteit zoals opgenomen in Bijlage 6 van de SVIR, en enkele onderdelen van het in de SVIR losgelaten rijksbeleid. Eerst beschrijven we hieronder wat we als de meest opvallende resultaten beschouwen. Alle indicatoren zijn met een uitgebreide toelichting opgenomen in het Compendium voor de Leefomgeving. (Author/publisher)

Publication

Library number
20160751 ST [electronic version only]
Source

Den Haag, Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), 2016, 97 p., 48 ref.; PBL-publicatienummer 2110

Our collection

This publication is one of our other publications, and part of our extensive collection of road safety literature, that also includes the SWOV publications.