De aandacht in dit onderzoek is gericht op de invloed van een aantal maatregelen bij oversteekplaatsen op het oversteekgedrag van voetgangers bij trambanen. Alle maatregelen hebben tot doel om voetgangers te waarschuwen voor naderende trams (en bussen) waardoor ongevallen kunnen worden voorkomen. In de inleiding is reeds een aantal maatregelen aangehaald. In deze paragraaf wordt verder op de te onderzoeken maatregelen ingegaan. Het onderzoek heeft zich zowel op geluids- als op lichtsignalen gericht. Het onderzochte geluidssignaal betreft een elektronische bel die in werking treedt als een tram (of bus) de oversteekplaats gaat passeren. Het lichtsignaal is een knipperende geel/oranje lamp die eveneens in werking treedt als een tram (of bus) de oversteekplaats gaat passeren. Het onderzoek heeft plaatsgevonden op een vijftal locaties waarbij zowel het totaal ontbreken, een solitaire en een gecombineerde opstelling van een bel en/of een knipperlicht is bekeken. Om te bekijken in welke mate de waarschuwingssignalen van invloed zijn op het oversteekgedrag, zijn de volgende onderzoeksmethoden gehanteerd: • ongevallenanalyse: een vaststelling van de objectieve veiligheid; • tellingen van het aantal overstekende voetgangers onder verschillende beveiligingsomstandigheden; • tellingen van trams en het gedrag wat zij vertonen; • enquête onder overstekende voetgangers naar de beleving van de veiligheid op de oversteekplaats; • gesprekken met trambestuurders over hun ervaringen met overstekende voetgangers op de onderzoekslocaties. De tellingen hebben als doel te bekijken in welke mate de waarschuwingssignalen door de overstekende voetgangers ter harte worden genomen. Er is een onderverdeling gemaakt tussen het oversteken tijdens groen en rood oversteeklicht met een onderverdeling naar het al dan niet in werking zijn van de waarschuwingssignalen. De tellingen van de trams hebben in principe hetzelfde doel. Het vastleggen van de beleving van de veiligheid op de oversteekplaats is in de enquête gebeurd door te vragen naar het oordeel van veiligheid, de mate van waarschuwing, de wachttijd en eventuele verbeteringsvoorstellen. De gesprekken met trambestuurders zijn gevoerd om hun waarnemingen en beleving van het oversteekgedrag op de onderzoekslocaties te inventariseren. Om zoveel mogelijke lokatiegebonden aspecten weg te nemen in de vergelijking tussen verschillende maatregelen heeft op één locatie een nameting plaatsgevonden. In deze nameting is ernaar gestreefd het effect te meten van een wijziging in de oversteeksituatie. (Author/publisher)
Abstract