In opdracht van de Raad voor de Transportveiligheid heeft de SWOV nader onderzoek uitgevoerd naar ongevallen met auto’s die te water raken. Hiertoe was besloten nadat in een eerdere fase de omvang en ernst van dit type verkeersongeval voldoende groot bleken (SWOV-rapport R-2002-28 I). Bepaald werd dat er ruim dertig verdrinkingen per jaar plaatsvinden en dat de ontwikkeling in de tijd achter was gebleven bij de algehele daling van de verkeersonveiligheid in Nederland. In het nader onderzoek wordt beoogd zicht te krijgen op ontsnappings- en bevrijdingsproblemen van specifiek voertuigtechnische aard, bij auto’s die te water zijn geraakt. Dit doel van de studie is geformuleerd, omdat uit gerapporteerde incidenten kan worden afgeleid dat elektronische voorzieningen, zoals centrale deurvergrendeling en anti-diefstalblokkering van portieren, mogelijk een rol speelden bij de verdrinking van inzittenden. Tevens wordt beoogd met behulp van buitenlandse literatuur en buitenlandse ongevallengegevens de omvang en aard van het probleem, in het bijzonder in andere Europese landen, vast te stellen. Uit deze literatuurstudie en de zoektocht naar buitenlandse ongevallengegevens is komen vast te staan dat het probleem van auto’s die te water raken in acht onderzochte andere Europese landen van geringe omvang is. De internationale literatuur blijkt slechts sporadisch relevante onderzoekresultaten te bevatten. Voor het achterhalen van problemen met ontsnapping en bevrijding uit te water geraakte auto’s is een dossierstudie verricht met behulp van processen-verbaal (PV) van geregistreerde verkeersongevallen. In totaal werden 137 door de politie opgemaakte dossiers afzonderlijk beoordeeld. De resultaten van de dossierstudie wijzen tegen de verwachting uit dat in geen enkel van de onderzochte gevallen melding is gemaakt van een specifiek (voor de doelstelling van deze onderzoeksfase relevant) voertuigkenmerk als oorzaak van ontsnappings- of bevrijdingsproblemen. Dit wil overigens nog niet zeggen dat de probleemsoort niet bestaat, temeer daar een deel van de beoogde voertuigkenmerken nog maar weinig in de markt is gepenetreerd (zoals de elektronische anti-diefstalvoorziening). Naar aanleiding van de dossierstudie is nadrukkelijk vastgesteld dat ongevallen waarbij een auto te water raakt een gecompliceerd karakter hebben. Voorafgaande aan het te water raken is vaak sprake van een slipbeweging en over de kop slaan in de berm, waarna de auto vaak op dak of zijkant terecht komt. Dit bemoeilijkt uiteraard de ontsnapping of bevrijding, ook als er sprake is van een droge sloot (greppel) en bovendien leveren genoemde voertuigbewegingen op zich een kans op ernstig letsel, wat het ontsnappen weer bemoeilijkt of onmogelijk maakt. Bovendien is bij veel van deze ongevallen ook sprake van botsingen vooraf waarbij de kans op letsel groot is en ontsnapping dus minder waarschijnlijk. Door de schade die bij de voorafgaande voertuigbewegingen ontstaat, kunnen portieren bovendien geblokkeerd raken. Er blijven ondanks de extra dossiergegevens veel feiten onbekend, die juist nuttig en nodig zouden zijn om de beoogde ontsnappings- en bevrijdingsproblematiek beter in kaart te brengen. Wat dat betreft zijn PV’s of politierapporten niet het juiste middel gebleken, mogelijk omdat de politie gehouden is vooral de juridische schuldvraag in kaart te brengen, waarbij technische omstandigheden bij het ontsnappen bijzaak zijn. Aanbevolen wordt, vanwege het ernstige karakter van ongevallen waarbij een auto in het water terechtkomt, primair preventieve maatregelen te nemen: zowel op het gebied van infrastructuur en voertuigveiligheid. Daarnaast wordt aanbevolen de frequentie van ongevallen met te water raken en verdrinking te monitoren.
Problems with escape and rescue from cars after immersion; Study of causes and consequences of motor vehicle immersions, on the basis of police files and literature The Dutch Transport Safety Board commissioned SWOV to carry out further research into accidents in which cars end up in the water. This was decided after, in an earlier phase, it appeared that the number and severity of this type of accident were sufficiently large. It was determined that more than thirty drownings a year occurred, and that the gradual decrease in time was less than the general decrease in accidents in the Netherlands. In this follow-up study, an attempt is made to gain insight into the escape and rescue problems of a specifically vehicle-technic nature after immersion events. This aim of the study was formulated because, from reported accidents, it can be deduced that electronic provisions, such as central door locking devices and anti-hijack locks on doors, possibly play a role in the drowning of occupants. At the same time, foreign literature and foreign accident data (especially of other European countries) were used to determine the extent and nature of the problem. From this literature study and the search for foreign accident data, it was established that the problem of motor vehicle immersions, in eight other European countries, was of only a limited size. The international literature only contained sporadic, relevant research results. To study the problems of escape and rescue from cars after immersion, a file study was carried out. This used summonses of registered accidents for the year 2000: 137 files made up by the police were each examined individually. Against all expectations, the file study showed that in not one single file was mention made of a specific (i.e. relevant for the purpose of this research phase) vehicle feature as the cause of escape or rescue problems. This, however, does not mean that the problem does not exist. This is all the more so because, for a number of the relevant vehicle features (such as the electronic anti-hijack locks), not many had then been installed. As a result of the file study, it was emphatically determined that accidents involving car immersions are complicated. Before the car hits the water it has often slipped and rolled over in the shoulder; the car then often lands on its roof or flank. This obviously makes it difficult to escape or rescue, even if the ditch/gully is dry. Moreover, the above-mentioned vehicle movements are themselves sufficient to result in serious injury and, therefore make escape less likely. The damage caused by these movements can also jam the doors. In spite of the extra file data, many facts remain unknown that would be especially useful and necessary to obtain a better picture of the escape and rescue problems intended. The summonses and police files appeared not to be the right sources. This is possibly because it is the police’s main duty to determine the guilt question; in this, the technical circumstances of escaping are a side issue. The serious nature of accidents involving car immersions leads us to recommend taking primarily preventative measures; regarding the infrastructure as well as vehicle safety. Furthermore, we recommend monitoring the frequency of accidents involving motor vehicle immersions and drowning.