Theoretische en praktische achtergronden middenbermbeveiligingskonstructies.

Author(s)
Ek, J.L.P. van
Year
Abstract

I. In het rapport is afgeleid dat de kinetische energie welke een voertuig loodrecht op de beveiligingsconstructie maximaal kan verkrijgen (onder scherp insturen vanaf de rijbaan), recht evenredig met de voertuigmassa en -boven zekere waarde voor absolute snelheid (n.l. 69 km/u)- niet afhankelijk is van die absolute snelheid. II. Het rapport is een theorie ontwikkeld, waaruit het meest gewenste (ideale) gedrag van een middenbermcontructie naar voren komt, betrokken loodrecht op de langsrichting. Daarbij is uitgegaan van twee gedachten: a) Ieder voertuig, ongeacht de grootte van de massa moet bij botsing met de beveiliging eenzelfde maximale vertraging (op de beveiliging ondergaan). b) De max. vertraging wordt bereikt bij een maximale uitbuiging van de konstructie waarbij de kritische dwarsenergie v/d wagen gheel aan de konstructie is afgegeven onder de aanname, dat de carrosserie geen plastische arbeid zal opnemen. Uit de mathematische aanpak blijkt daarbij voor het gedrag van de beveiliging als kracht-verplaatsingsfunctie (karakteristiek) een e-functie volgt. De exponent van de functie wordt bepaald door: 1) De maximum vertraging, welke men als toelaatbaar stelt, of 2) De maximale uitwijking, die men op grond van een gegeven bermbreedte en voor zware wagens kan toestaan.

Publication

Library number
27 [electronic version only]
Source

Voorburg, Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV, 1964, 36 p.

SWOV publication

This is a publication by SWOV, or that SWOV has contributed to.