Vervoersarmoede op Zuid : een verkennend onderzoek naar de mate waarin verplaatsingsmogelijkheden van invloed zijn op de arbeidsre-integratie van werklozen. Masterthesis opleiding Planologie, Radbout Universiteit Nijmegen.

Author(s)
Bastiaanssen, J.
Year
Abstract

Werklozen bevinden zich in een kwetsbare positie met betrekking tot deelname aan de samenleving omdat ze infrequent deelnemen aan de arbeidsmarkt. De verplaatsingsmogelijkheden van werklozen zijn bovendien beperkt, terwijl dit in belangrijke mate hun toegang tot de arbeidsmarkt faciliteert. Onderzoek in verschillende landen laat zien dat deze beperkte verplaatsingsmogelijkheden reële consequenties hebben op de arbeidsmarkt: werklozen kunnen soms niet aanwezig zijn bij sollicitatiegesprekken, zij worden geconfronteerd met een beperkt banenaanbod waarvoor gesolliciteerd kan worden en ze worden gedwongen om werkaanbiedingen af te slaan, waardoor hun uitkeringstijd wordt verlengd. In Nederland is echter nog weinig bekend over de mate waarin de verplaatsingsmogelijkheden van werklozen beperkt zijn en in hoeverre dit van invloed is op hun toegang tot de arbeidsmarkt en daarmee op hun arbeidsre-integratie. Ook is niet duidelijk welke oorzaken ten grondslag liggen aan de veronderstelde verplaatsingsproblemen van werklozen. Tegen deze achtergrond luidt de doelstelling van dit onderzoek als volgt: Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in, en verklaren van, de mate waarin verplaatsingsmogelijkheden van invloed zijn op de arbeidsre-integratie van werklozen, door het uitvoeren van een kwalitatieve case study onder werklozen. Op basis van deze doelstelling is de centrale onderzoeksvraag opgesteld, die luidt als volgt: In welke mate verklaren verplaatsingsmogelijkheden de arbeidsre-integratie van werklozen? In dit onderzoek is een theoretisch kader ontwikkeld aan de hand van theoretische concepten over sociale uitsluiting en vervoersarmoede en aan de hand van tijdgeografie en het concept motility. Sociale uitsluiting wordt gezien als een multi-dimensionaal proces dat individuen of groepen verhindert om te participeren in activiteiten die nodig zijn voor een volwaardige deelname aan de samenleving. Een van de dimensies van sociale uitsluiting is uitsluiting als gevolg van onvoldoende fysieke mobiliteit en verwijst naar de behoefte tot verplaatsing om toegang te krijgen tot veel van de activiteiten. Uit het inzicht dat onvoldoende toegang tot fysieke mobiliteit ook een oorzaak kan zijn voor sociale uitsluiting, is het begrip vervoersarmoede voortgekomen. Vervoersarmoede kan ontstaan wanneer mensen bepaalde beperkingen ondervinden bij het maken van verplaatsingen en deelname aan activiteiten zoals werk. Mensen passen zich op een slechte vervoerssituatie aan door bijvoorbeeld een bepaalde baan niet te ambiëren, waardoor zij als het ware op een lager of minder kansrijk niveau functioneren. Verschillende groepen hebben een grotere kans om vervoersarmoede te ervaren. Tijdgeografie en het concept motility bieden inzicht in welke beperkingen en mogelijkheden mensen kennen bij het maken van verplaatsingen en deelname aan activiteiten zoals werk. In de tijdgeografie bepalen deze beperkingen en mogelijkheden tezamen de potentiële actieruimte van een individu, ofwel het gebied waarbinnen een individu zijn pad kan volgen om aan verplaatsingen en activiteiten deel te nemen. Waar tijdgeografie ingaat op de potentiële actieruimte van een individu, heeft het concept motility van Kaufmann (2002) betrekking op de potentiële mobiliteit van een individu. Dit betreft het potentieel en het vermogen van een individu om zich te verplaatsen in tijd en ruimte. Van invloed op de motility van een individu zijn de toegang tot verschillende vormen en gradaties van mobiliteit, de competenties van een individu om hiervan gebruik te maken en de toe-eigening van een bepaalde keuze. Vanuit dit perspectief kan vervoersarmoede worden gezien als het relatieve gebrek aan motility dat nodig is om te verplaatsen en toegang te krijgen tot activiteiten zoals werk. Uit het theoretisch kader is een conceptueel model afgeleid, waarin de theoretische concepten met elkaar in verband zijn gebracht. Uit het conceptueel model en de operationalisatie hiervan zijn vervolgens deelvragen afgeleid, waarvan de beantwoording leidt tot een antwoord op de centrale onderzoeksvraag. Vanwege de verkennende aard van dit onderzoek is een meervoudige holistische case study in Rotterdam-Zuid uitgevoerd. De werklozen zijn hierbij beschouwd als cases binnen hun eigen context, om diepgaand inzicht te kunnen verwerven in de mate waarin verplaatsingsmogelijkheden hun arbeidsre-integratie beïnvloedt. Via de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente Rotterdam zijn voor dit onderzoek in totaal achttien werklozen geselecteerd. Omdat dit onderzoek zich eveneens richt op de verklaringen voor de veronderstelde verplaatsingsproblemen onder werklozen, is om primaire gegevens te verzamelen gebruik gemaakt van semigestructureerde interviews. Naast de werklozen is een controlegroep onderzocht, bestaande uit tien voormalige werklozen die een baan hebben gevonden. Hierdoor kon inzicht worden verworven in de rol die verplaatsingsmogelijkheden spelen bij het deelnemen aan en behoud van werk en werd duidelijk of en hoe (veronderstelde) verplaatsingsproblemen door voormalige werklozen zijn overwonnen. De tien voormalige werklozen zijn eveneens via de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid geselecteerd. Het case study onderzoek heeft plaatsgevonden in Rotterdam-Zuid, waaronder in dit onderzoek de deelgemeenten Charlois, Feijenoord en IJsselmonde worden verstaan. De reden voor de specifieke keuze Rotterdam-Zuid is dat dit gebied te kampen heeft met een voor Nederlandse begrippen hoge werkloosheid, relatief weinig arbeidsplaatsen en beperkte mogelijkheden om met het openbaar vervoer naar economische kerngebieden rond Rotterdam-Zuid te reizen. Deze factoren beperken zowel de verplaatsingsmogelijkheden als de kansen op werk, waardoor de arbeidsre-integratie van de werklozen in Rotterdam-Zuid kan worden bemoeilijkt. Uit dit onderzoek is gebleken dat de rol van verplaatsingsmogelijkheden bij de arbeidsreintegratie van werklozen verschillend is voor mannen en voor vrouwen. Ook blijken verplaatsingsmogelijkheden een verschillende rol in te nemen voor vrouwen met thuiswonende kinderen en voor vrouwen zonder thuiswonende kinderen. Van de vrouwen met thuiswonende kinderen wordt de potentiële actieruimte hoofdzakelijk beperkt door de zorgtaken voor de (jonge) kinderen. Omdat kinderopvang voor deze vrouwen te duur is, wordt de tijd begrensd waarbinnen zij locaties voor sollicitatiegesprekken en potentiële banen kunnen bereiken. Ook blijkt het vervoer van kinderen naar opvang of school, naast het woon-werkverkeer, veelal met het openbaar vervoer in een reisketen te gebeuren waardoor het een obstakel vormt voor het bereiken en vasthouden van potentieel werk. De potentiële actieruimte van zowel de vrouwen als de mannen wordt daarnaast beperkt door de beschikbare vervoersmiddelen en de reiskosten. Alle vrouwen en het merendeel van de mannen zijn hoofdzakelijk aangewezen op het openbaar vervoer of, in sommige gevallen, op de fiets om locaties voor sollicitatiegesprekken en potentiële banen te bereiken. Het openbaar vervoer beperkt echter de locaties en typen werk die voor de respondenten beschikbaar zijn. Bovendien draagt de mismatch tussen het bestaande openbaar vervoersnetwerk, dat vooral radiale routes naar het stadscentrum van Rotterdam bedient, en de creatie en verschuiving van banen naar perifere locaties, bij aan de uitsluiting van kansen op werk. Alle vrouwen en het merendeel van de mannen in dit onderzoek konden vanwege vervoersproblemen, sollicitatiegesprekken en potentiële banen vooral gelegen buiten Rotterdam, niet of niet binnen de beschikbare tijd bereiken. Als gevolg hiervan heeft ruim de helft van de respondenten potentiële banen moeten afwijzen of zijn ze afgewezen door werkgevers, vanwege een gebrek aan eigen vervoer. De vervoersproblemen van de respondenten beperken daarmee hun arbeidsre-integratie, waardoor zij langer werkloos blijven en hun uitkeringstijd wordt verlengd. Er kan hierdoor worden gesproken van vervoersarmoede onder de werklozen in Rotterdam-Zuid. De vrouwen zoeken vanwege de vervoersproblemen en de zorgtaken voor de kinderen overwegend binnen een klein geografisch gebied naar banen, waardoor het voor hen lastig is werk te vinden. Met name de mannen in dit onderzoek blijken ook naar werk te zoeken in voor hen onbekende gebieden buiten Rotterdam. Hun ruimtelijke zoekhorizon blijkt daarmee (aanzienlijk) groter te zijn dan op basis van de literatuur mag worden verwacht. Zowel de mannen als de vrouwen die vervoersproblemen ervaren, hebben echter aangegeven niet meer aan sollicitatiegesprekken deel te nemen en naar banen te zoeken waarvan ze verwachten dat ze deze niet of niet binnen de beschikbare tijd kunnen bereiken of waarvoor ze een rijbewijs/ eigen vervoer nodig hebben. Er lijkt daarmee dus niet zozeer sprake te zijn van een beperkte toegang tot banen als gevolg van een ruimtelijke mismatch (de geografische scheiding van werklozen en banen) maar eerder als gevolg van een vervoersmismatch (het ontbreken van toegang tot een eigen auto of het ontbreken van adequate verbindingen tussen woon- en werklocaties). Van de voormalige werklozen wordt de potentiële actieruimte ook vooral beïnvloed door de beschikbare vervoersmiddelen. De vrouwen zijn daarbij met name afhankelijk van het openbaar vervoer om hun werklocaties te bereiken. Openbaar vervoersdiensten blijken echter veelal niet ingesteld te zijn op laaggeschoold werk die vaak ook late werkdiensten en weekenddiensten vereisen. Het merendeel van de vrouwen kan hierdoor de werklocatie niet binnen de beschikbare tijd bereiken, waardoor het behoud van hun banen en daarmee hun arbeidsre-integratie wordt bedreigd. De mannen maken daarentegen (onder meer) gebruik van een auto of bedrijfsvervoer om hun werklocaties te bereiken. Een substantieel deel van de mannen werkt namelijk op grote afstand buiten Rotterdam. Deze vervoersmiddelen blijken, in vergelijking met openbaar vervoer, geschikter en flexibeler te zijn bij het vasthouden van banen. Beperkte verplaatsingsmogelijkheden van (voormalige) werklozen vormen dus een barrière voor hun toegang tot en het behoud van banen en beperkt daarmee hun arbeidsre-integratie. Dit geeft alle reden om de verplaatsingsmogelijkheden van (voormalige) werklozen te verbeteren, om zo hun toegang tot de arbeidsmarkt te vergroten en hen daarmee in staat te stellen op een volwaardige wijze deel te nemen aan de samenleving. (Author/publisher)

Publication

Library number
20150538 d ST (In: ST 20150538 [electronic version only])
Source

In: Vernieuwing in verkeerskunde : Nationaal verkeerskundecongres 2014, Jaarbeurs, Utrecht, 12 november 2014, 102 p., 85 ref.

Our collection

This publication is one of our other publications, and part of our extensive collection of road safety literature, that also includes the SWOV publications.