Vervolgmeting apparatuurgebruik fietsers

In opdracht van Rijkswaterstaat heeft NDC Nederland in juni 2021 onder 7.854 fietsers op 10 locaties visueel gemeten wat het gebruik is van apparatuur, zoals smartphones of mp3-spelers tijdens het fietsen.
In juni 2021 gebruikte 26% van alle fietsers apparatuur; 20% luisterde muziek, 3% bediende een scherm (ongeacht telefoon in de hand of in houder), 2% was handsfree aan het bellen en 1% was handheld aan het bellen. Het aandeel fietsers dat apparatuur gebruikte is gelijk aan de vorige meting in 2020.
In Utrecht zijn de meeste fietsers waargenomen die apparatuur gebruiken (56%), gevolgd door Amsterdam (42%). In de overige steden ligt het apparatuurgebruik tussen de 30% en 12%.
Van alle fietsers in de meting, dus ongeacht het gebruik van apparatuur, is het aandeel dat beide handen aan het stuur heeft, 87%. Bij geen gebruik van apparatuur is dit 93%.
Tijdens de meting van 2021 was het apparatuurgebruik onder mannen en vrouwen gelijk (beide 26%). Ten opzichte van de meting in 2020 is het apparatuurgebruik onder vrouwen (significant) toegenomen met 2%.
In de leeftijdscategorie 18 tot 25 jaar is het apparatuurgebruik op de fiets het hoogst (44%), gevolgd door 12- tot 18-jarigen (35%) en 25- tot 50-jarigen (26%). Fietsers onder de 12 jaar maken het minst gebruik van apparatuur tijdens het fietsen (1%), gevolgd door fietsers boven de 50 jaar (4%). Ten opzichte van 2020 is in de groep van 18-25 jaar een afname te zien in apparatuurgebruik van 6%, net als in de groep die ouder is dan 50 jaar. In de leeftijdsgroep 25-50 jaar is juist een toename te zien van 4%.
Van alle fietsers heeft 3% een stuurhouder op de fiets. Ten opzichte van 2020 is dit aandeel gelijk gebleven. Ongeveer tweederde (77%) van deze fietsers heeft een telefoon in de houder. Het aandeel van alle fietsers met een telefoon in de houder is met 0,6% toegenomen ten opzichte van 2020 van 1,8% naar 2,4%.