Voorstudie vragenlijstonderzoek risico-indicator drugs in het verkeer

Advies over bevraging van verkeersdeelnemers over drugsgebruik
Author(s)
Goldenbeld, Ch.; Davidse, R.J.
Year

Voor het monitoren van de verkeersveiligheid zijn verschillende risico-indicatoren opgesteld. Met deze indicatoren, die ook wel ‘Safety Performance Indicators’ (SPI’s) worden genoemd, kan het veiligheidsniveau van de verschillende onderdelen van het verkeerssysteem worden gemeten en gemonitord. Voor het monitoren van verkeersgedrag zijn in Nederland vier indicatoren onderscheiden, die samen de ‘SPI Veilige verkeersdeelnemers’ vormen. Een daarvan gaat over ‘nuchtere bestuurders’. Die indicator gaat over het gebruik van alcohol, drugs en medicijnen. Voor elk van deze middelen is een aparte risico-indicator opgesteld. Voor drugs luidt deze: ‘het aandeel voertuigbestuurders (motorvoertuigen en (brom-/snor)fietsers) dat met niet meer dan de grenswaarden voor een specifieke drug of voor een combinatie van drugs en/of alcohol aan het verkeer deelneemt’. Om dit aandeel te bepalen, zullen bij voorkeur zowel straatmetingen als vragenlijstonderzoek worden uitgevoerd. Dit rapport gaat over de wijze waarop het vragenlijst­onderzoek naar drugs in het verkeer het best kan worden opgezet. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) wil graag weten waar het onderzoek aan moet voldoen om betrouwbare en valide informatie op te leveren voor de risico-indicator drugs. Welke typen drugs moeten worden uitgevraagd, over welke periode, op welke manier, en in welke steekproef?

Voor de beantwoording van deze vragen is gebruikgemaakt van SWOV-expertise, best practices op het gebied van vragenlijstonderzoek en de resultaten van een beknopte literatuurstudie op het gebied van onderzoek naar drugsgebruik in het algemeen en tijdens verkeersdeelname in het bijzonder.

Drugssoorten en combinaties

De drie drugssoorten die het vaakst bij verkeersdeelnemers worden waargenomen zijn cannabis, cocaïne en amfetaminen. Als er geen ruimte is om alle drugssoorten uit te vragen, dan moeten deze drie drugs dus in ieder geval apart worden uitgevraagd. Daarnaast kan, gezien het gebruik in de gehele Nederlandse bevolking, worden overwogen om te vragen naar het gebruik van XTC, ketamine, lachgas en Nieuwe Psychoactieve Stoffen ('designerdrugs’). De vragenlijst moet ook ingaan op combinaties van drugs en op combinaties van alcohol en drugs. Deze combinaties komen niet alleen regelmatig voor in het verkeer, maar ze leiden ook tot een verhoogd risico in vergelijking met solitair gebruik. De meeste drugs die in combinatie worden gebruikt, worden ook vaak solitair gebruikt en staan hierboven al vermeld. Dat geldt niet voor GHB. Het is aan te raden GHB en alcohol ook op te nemen in de vragenlijst, zodat respondenten eraan denken deze ook te noemen als ze deze in combinatie met (andere) drugs gebruiken.

We adviseren om de drugs in de vragenlijst met hun populaire naam aan te duiden (hasj/wiet, coke, speed, XTC/ecstasy). Als er veel verschillende populaire benamingen zijn voor een bepaalde drug, neem dan maximaal vier à vijf van deze namen op in de vragenlijst. Welke namen het meest gebruikt worden, kan eventueel in een pretest van het vragenlijstonderzoek worden onderzocht.

Tijdsperiode

We adviseren om te vragen naar drugsgebruik in zowel de afgelopen 12 maanden als de afgelopen 30 dagen. Samen geven ze een beter beeld van de mate van middelengebruik dan elk van deze perioden afzonderlijk. Als de ruimte voor twee vragen  ontbreekt, is vragen naar het gebruik in de afgelopen 12 maanden het meest gangbaar en gewenst.

Gebruikte hoeveelheid op een specifiek moment

De verwachting is dat veel respondenten niet in staat zijn om juiste informatie te geven over de exacte hoeveelheid (bijv. in mg) van een drug in een pil, lijntje, glas of buisje. Daarom adviseren we om voor amfetaminen, XTC en designerdrugs te vragen naar de hoeveelheid gebruikte pillen, voor hasj/wiet te vragen naar het aantal joints, voor cocaïne en ketamine naar het aantal lijntjes, voor GHB naar het aantal buisjes, voor lachgas naar het aantal ballonnetjes, en voor alcohol naar het aantal glazen. Op basis van gebruikte hoeveelheden (in mg of gebruikseenheid) is het niet mogelijk om te voorspellen hoeveel werkzame stof er op enig moment in het bloed van een respondent zat (bijvoorbeeld twee uur na gebruik).

Sociale wenselijkheid

Sociale wenselijkheid bij het beantwoorden van vragen kan worden verminderd door anonimiteit en vertrouwelijkheid te benadrukken, evenals het maatschappelijk belang van het onderzoek. Eerlijke antwoorden op sensitieve vragen kunnen worden bevorderd door een neutrale formulering van vragen waarbij het gedrag (drugsgebruik) op geen enkele manier wordt veroordeeld of gestigmatiseerd.

Steekproef

De minimale steekproefgrootte is 1.000 voor elk gebied waarin men geïnteresseerd is, dus bijvoorbeeld 1.000 respondenten voor elke provincie (dus exclusief non-respons). Als bij een verwacht drugsgebruik van 2% en een 95%-betrouwbaarheidsinterval een precisie van een half percentagepunt wordt nagestreefd (1,5 – 2,5%), dan is de minimale steekproefgrootte per gebied 3.000 respondenten. Bij een steekproef van 1.000 respondenten is de precisie van de gemeten prevalentie uiteraard kleiner, namelijk tussen de 1 en 3% bij een werkelijke prevalentie van 2%. Daarnaast levert een kleine steekproef (1.000 respondenten) weinig informatie op over de aard van het rijden onder invloed van drugs. Alleen respondenten die het afgelopen jaar weleens onder invloed van drugs hebben gereden, zullen immers vervolgvragen beantwoorden over rijden na drugsgebruik (frequentie, omstandigheden en motieven). Voor meer inzicht in de aard van het rijden onder invloed van drugs is daarom een grotere steekproef nodig. We adviseren daarnaast om twee aparte steekproeven te gebruiken om het drugsgebruik onder automobilisten en onder (brom-/snor)fietsers te meten. Daarmee wordt voorkomen dat respondenten twee keer dezelfde vragen moeten beantwoorden, eenmaal als automobilist en eenmaal als (brom-/snor)fietser. Twee keer dezelfde vragen stellen zou de lijst ook langer maken, wat een negatief effect heeft op de responsgraad en kwaliteit van beantwoording.

Omvang van de vragenlijst

Om de responsgraad en kwaliteit van beantwoording van een online vragenlijst over verkeersgedrag hoog te houden, mag het invullen van een vragenlijst niet langer duren dan zo’n tien minuten. Dat betekent dat de vragenlijst maximaal dertig vragen mag bevatten. Als de vragen over drugs in één lijst gecombineerd moeten worden met die over de risico-indicatoren alcohol, medicijnen, beveiligingsmiddelen, afleiding en vermoeidheid, dan betekent dit dat er maximaal vijf vragen over drugs kunnen worden gesteld. Een eerste aanzet voor deze vragen is opgenomen in dit rapport.

Preliminary study for questionnaire survey of drug use in traffic; Advice on drug use enquiry among road users

For monitoring road safety, several risk indicators have been drawn up. These indicators, also called ‘Safety Performance Indicators’ (SPIs), can be used to measure and monitor the safety level of several elements of the traffic system. To monitor road user behaviour, the Netherlands distinguishes four indicators that together form the ‘SPI Safe Road Users’. One of them concerns ‘sober drivers’, and covers the use of alcohol, drugs and medication. For each of these substances, a separate risk indicator has been drawn up. For drugs, this is: the share of vehicle operators (motor vehicle and (light) moped riders/cyclists) that participate in traffic having used no more than the threshold value of a specific drug or a combination of drugs and/or alcohol. To determine this share, preferably both street surveys and questionnaire surveys will be carried out. The present report discusses how best to draw up the questionnaire survey on drug use in traffic. The Ministry of Infrastructure and Water Management would like to know what requirements the survey should meet to provide reliable and valid information for the risk indicator on drug use in traffic. Which types of drugs should be enquired about, over which period, in which way and in which sample?

To answer these questions, we used SWOV expertise, best practices in the field of questionnaire surveys, and the results of a brief literature review concerning drug use in general and during traffic participation in particular.

Drug types and combinations

The three types of drugs most often observed in road users are cannabis, cocaine, and amphetamines. If there is no scope for enquiries about all drug types, these three drugs should at least be asked about separately. In addition, given their use by the entire Dutch population, questions on the use of XTC, ketamine, nitrous oxide (laughing gas) and New Psychoactive Substances (designer drugs) could be considered. The questionnaire should also enquire about combinations of drugs and combinations of alcohol and drugs. These combinations are not only regularly observed in traffic, but also lead to increased risks compared to solitary usage. Most drugs used in combination are also often used as solitary drugs, and have already been listed above. GBH has not been listed above. Including GHB and alcohol in the questionnaire is recommended, so that respondents are reminded to mention them if they use them combined with (other) drugs.

We advise to use the popular drug names in the questionnaire (hash/weed, coke, speed, XTC/ecstasy). If there are many different popular names for a particular drug, it is recommended including at most four to five of them in the questionnaire. Which names are most often used, could be investigated in a questionnaire pre-test.

Time period

We recommend asking about drug use in both the past 12 months and in the past 30 days. Together, the answers will present a better picture of the extent of substance use than if either period was asked about separately. But if two questions would make the questionnaire too long, one question about the last 12 months is to be preferred.

Amount used at a specific time

It is expected that many respondents will not be able to provide correct information about the exact quantity (e.g., in mg) of a drug in a pill, line, glass or vial. For amphetamines, XTC, and designer drugs, we therefore advise to enquire about the number of pills used; for hash/weed, to ask about the number of joints; for cocaine and ketamine about the number of lines; for GHB about the number of vials; for nitrous oxide about the number of balloons; and for alcohol about the number of glasses. The used quantities (in mg or in user units) do not allow for predictions on the quantity of active agent in a respondent’s blood at any given time (e.g., two hours after use).

Social desirability

The social desirability of answers to questions can be diminished by emphasising anonymity and confidentiality, as well as the social interest of the survey. Truthful answers to sensitive questions can be encouraged by phrasing the questions in neutral words which in no way condemn or stigmatise the behaviour in question (drug use).

Sample

The minimum sample size is 1,000 for every area of interest; for example, 1,000 respondents for every province (so excluding non-response). If for an expected drug use of 2% and a 95% confidence interval, we aim at an accuracy of half a percentage point (1,5 – 2,5%), the minimum sample size for any area ought to be 3,000 respondents. In a sample of 1,000 respondents, the prevalence measured will of course be less precise, namely between 1% and 3% for an actual prevalence of 2%. In addition, a small sample (1,000) will yield little information on the nature of drug driving. For, only those respondents that have driven under the influence of drugs in the past year will answer follow-up questions on frequency, circumstances and motives for drug driving. To gain more insight into the nature of drug driving a larger sample is therefore necessary. In addition, we recommend using two separate samples to measure drug use among drivers and among (light) moped riders/cyclists. This will prevent respondents having to answer the same questions twice, once as a driver and once as a (light) moped rider/cyclist. Having to answer in two capacities would extend the questionnaire, which would adversely affect response rate and response quality.

Size of the questionnaire

To ensure that response rate and response quality of an online questionnaire on road user behaviour remain high, completing the questionnaire should not take more than approximately ten minutes. This implies that the questionnaire can have no more than 30 questions. If the questionnaire not only needs to concern drug use but also alcohol use, medication, use of personal protection devices, distraction and fatigue, this would imply that at most five questions may concern drug use. A first draft of these questions is included in the present report.

Report number
R-2022-15
Pages
35
Publisher
SWOV, Den Haag

SWOV publication

This is a publication by SWOV, or that SWOV has contributed to.