In de afgelopen decennia is de vraag naar zowel goederen- als personenvervoer sterk toegenomen. Deze groei is tot dusver hoofdzakelijk voor rekening van het wegvervoer gekomen, en minder van het spoor en de binnenvaart. Omdat de ontwikkeling van een dergelijk transportsysteem negatieve effecten meebrengt (groot ruimtebeslag, hoog energieverbruik, uitstoot van schadelijke stoffen, enz.), wordt vanuit een bestaande multimodale benadering naar alternatieve, innovatieve (deel)oplossingen gezocht. De behoefte aan deze alternatieven zal in de toekomst nog dringender worden. Verwacht wordt immers dat het vervoer — vooral het goederenvervoer — in Europa de komende jaren zal blijven stijgen. Het is dus van belang maatregelen te nemen om de vraag naar vervoer beter te beheren of zelfs te beperken, een betere modale verdeling te bewerkstelligen en de bestaande infrastructuur optimaal te benutten. Een van de mogelijke maatregelen bestaat erin, langere en/of zwaardere voertuigen (LZV’s) voor goederentransporten in te zetten. Eind 2005 is onder het voorzitterschap van het OCW een werkgroep gevormd met vertegenwoordigers van de wegbeherende overheden (BUV, MET en MOW), de FOD Mobiliteit en Vervoer en enkele onderzoeksinstellingen (BIVV, IWT en OCW). Het opzet was de verschillende relevante aspecten die aan LZV-verkeer verbonden zijn, objectief te onderzoeken. Het gaat daarbij om de voornaamste wettelijke, economische, fiscale en sociale aspecten, de interesse van vervoerders voor LZV’s en de effecten van LZV’s op de mobiliteit, de infrastructuur, het milieu en de verkeersveiligheid. Een technisch-wetenschappelijke benadering van LZV’s, onderbouwd met buitenlandse ervaringen en trends en met resultaten uit eigen simulaties, enquêtes en analysen, zou immers kunnen bijdragen tot een objectiever debat over LZV’s in België. (Author/publisher)
Abstract