Het gedrag van verkeersdeelnemers is door de overheid voor een groot deel voorgeschreven in wettelijke regels. Die overheid kan ook de naleving ervan afdwingen. De werking van die regels berust op enkele veronderstellingen die op het volgende neerkomen. Voor een goede werking van de wettelijke verkeersregels is het nodig dat regels, borden en tekens duidelijk, eenvoudig en overtuigend zijn, dat de regels bekend zijn en de borden en tekens gezien worden. Strafdreiging bij overtreding kan dienen als bijkomende overweging. Bovendien moeten verkeersdeelnemers voldoende tijd nemen om een afgewogen gedragskeuze te kunnen maken. Die veronderstellingen gaan maar ten dele op. Veel regels, borden en tekens zijn onduidelijk als gedragsvoorschrift. Maar vooral de hoeveelheid en combinatie van regels en borden maken het moeilijk om per situatie af te leiden welk gedrag voorgeschreven is. Zowel overheid als verkeersdeelnemers zien verkeersveiligheid als een belangrijk doel van verkeersregels. Verkeersdeelnemers zijn meer bereid regels na te leven als overtreding ervan meer gevaar oplevert. Maar er moet rekening mee gehouden worden dat ook andere overwegingen meespelen in hun gedrag zoals de moeilijkheidsgraad en de benodigde tijd die horen bij het voorgeschreven gedrag. (Author/publisher)
Abstract