The Sustainable Safety vision has led to twelve general functional requirements for a safe road network, safe routes and a safe road design [2].
At the road network level:
- Make residential areas as large as possible and contiguous.
- Make sure that the amount of travel on relatively unsafe roads is as small as possible.
- Make journeys as short as possible.
- Make sure that the concepts 'shortest ride' and 'safest ride' coincide.
The requirements at road network level ensure that cars which drive in residential areas almost exclusively have their destination or origin in that area. Pedestrians and cyclists in residential areas therefore encounter less motorized traffic; this increases safety [3]. Exposure to hazards and to traffic in general diminishes when requirements 2, 3 and 4 are complied with.
At the level of routes:
- Prevent search behaviour.
- Make categories as predictable as possible.
- Limit the number of safety solutions and make them more uniform.
By these requirements at the route level traffic can use the roads in a way for which they have been designed as much as possible. The design (of a road category) is appropriate to the intended use; the design especially increases safety if the actual use does not differ too much from the intended use [1].
At the level of road design:
- Prevent conflicts with oncoming traffic.
- Prevent conflicts with crossing and traversing traffic.
- Separate traffic types.
- Reduce the speed at potential conflict points.
- Prevent obstacles at the side of the road.
The requirements of the road design are intended to prevent crashes and to reduce the severity of the consequences of unavoidable crashes. These requirements as much as possible prevent the possible conflicts between vehicles, for example by separating driving directions provided or by lowering speeds at intersections [4].
De visie Duurzaam Veilig heeft geleid tot twaalf algemene functionele eisen voor een veilig netwerk, veilige routes en een veilig wegontwerp [2].
Op het niveau van het netwerk:
1. Maak verblijfsgebieden zo groot mogelijk en aaneengesloten.
2. Laat een zo klein mogelijk deel van de ritten over relatief onveilige wegen lopen.
3. Laat ritten zo kort mogelijk duren.
4. Zorg dat het begrip ‘kortste rit’ en ‘veiligste rit’ samenvallen.
De eisen op netwerkniveau zorgen ervoor dat in verblijfsgebieden bijna uitsluitend verkeer rijdt dat er zijn bestemming of herkomst heeft. Voetgangers en fietsers in verblijfsgebieden komen daardoor minder gemotoriseerd verkeer tegen; dit verhoogt de veiligheid [3]. Blootstelling aan gevaar en aan verkeer in het algemeen vermindert door te voldoen aan de eisen 2, 3 en 4.
Op het niveau van routes:
5. Voorkom zoekgedrag.
6. Maak wegcategorieën zo herkenbaar mogelijk.
7. Beperk en uniformeer het aantal verkeersoplossingen.
Door deze eisen op routeniveau kan het verkeer de wegen zo veel mogelijk gebruiken op een manier waarvoor deze ontworpen zijn. Het wegontwerp is afgestemd op het beoogde gebruik; het verhoogt de veiligheid vooral als het feitelijk gebruik niet te veel afwijkt van het beoogde gebruik.
Op het niveau van het wegontwerp:
8. Vermijd conflicten met tegemoetkomend verkeer.
9. Vermijd conflicten met kruisend en overstekend verkeer.
10. Scheid verkeerssoorten.
11. Reduceer de snelheid op potentiële conflictpunten.
12. Vermijd obstakels langs de rijbaan.
De eisen aan het wegontwerp zijn bedoeld om ongevallen te voorkomen en de ernst van de afloop van onvermijdbare ongevallen te verminderen. De mogelijke conflicten tussen voertuigen worden door deze eisen zo veel mogelijk beheerst, bijvoorbeeld door het scheiden van rijrichtingen of door het verlagen van rijsnelheden bij kruispunten [4].