Het ongevalsrisico van jonge automobilisten wordt bepaald door meerdere factoren die met elkaar samenhangen [1]. Het relatief hoge ongevalsrisico van jonge automobilisten komt met name door individuele factoren zoals de ontwikkeling van de hersenen, het gebrek aan hogere-ordevaardigheden (zoals het kunnen voorspellen van het verloop van verkeerssituaties), het gebrek aan rijvaardigheden en de houding tegenover autorijden. Daarnaast kunnen tijdelijke factoren en de sociale omgeving risicoverhogend werken.
Ontwikkeling van de hersenen
De hersenen zijn pas volgroeid rond het 25e levensjaar. Het deel van de hersenen dat onder andere regelt dat we ‘eerst denken en dan doen’, is als laatste uitontwikkeld. Dit zorgt ervoor dat eerdere ervaringen gebruikt worden om beslissingen te nemen [4]. Het gedeelte dat emoties, motivatie en bevrediging van behoeften reguleert, is onder invloed van de puberteitshormonen veel eerder uitontwikkeld [5]. Door deze asynchrone ontwikkeling zijn jongvolwassenen meer geneigd om risico’s te nemen, zijn ze gevoelig voor groepsdruk en zijn ze uit op bevrediging van eigen behoeften zoals 'plezier' [6]. Ook de capaciteit van het werkgeheugen, dat ons in staat stelt om items te onthouden zolang ze voor ons van belang zijn, ontwikkelt zich nog volop gedurende de adolescentie. Deze langzame groei van de capaciteit van het werkgeheugen wordt geassocieerd met een zelfgerapporteerde verhoogde kans op ongevallen [7].
Hogere-ordevaardigheden
Vaak wordt gesproken van hogere-ordevaardigheden of executieve functies die bij jongeren nog volop in ontwikkeling zijn door de ontwikkelingen in de hersenen. Zo kunnen jonge automobilisten nog niet goed voorspellen hoe verkeerssituaties zich gaan ontwikkelen, waardoor ze minder goed op potentiële gevaren kunnen anticiperen dan ervaren automobilisten [8]. Ook kunnen zij risico’s niet goed inschatten en hebben zij de neiging hun vaardigheden te overschatten. Hierdoor stemmen zij hun (risicovolle) gedrag nog niet goed af op wat ze kunnen [9]. Daarnaast zorgt een zekere achteloosheid over het risico bij met name jonge mannen voor acceptatie van het verhoogde risico in het verkeer [10]. Door een beperkte capaciteit van het werkgeheugen en het nog niet goed kunnen onderdrukken van impulsen, hebben jongeren een geringer vermogen om prikkels te verwerken en de aandacht te richten op de relevante elementen van de verkeerssituatie, het nemen van beslissingen en het plannen van het gedrag [7].
Rijervaring
Het eerste jaar zelfstandig rijden is de meest risicovolle periode voor jonge automobilisten (zie voor meer informatie de vraag Hoe verloopt het ongevalsrisico tijdens de rijcarrière?). Jongeren zien het behalen van het rijbewijs als een bewijs dat ze goed kunnen autorijden. Dat is immers door een examinator vastgelegd [11]. Ervaring met het toepassen van de geleerde vaardigheden in verschillende situaties moeten zij echter nog opbouwen in de eerste jaren na het behalen van het rijbewijs [12].
Houding ten opzichte van autorijden en risicovol rijgedrag
Jonge automobilisten die veel om auto’s geven, veel van autorijden houden en/of jongeren die veel van uitgaan houden, hebben een hoger ongevalsrisico dan gemiddeld (zie bijvoorbeeld de Deense studie van Møller en Sigurðardóttir [13]). Vrienden hebben invloed op het risicogedrag van jonge automobilisten. Ook de houding van vrienden tegenover risicovol rijgedrag (de norm binnen een vriendengroep) hangt samen met de mate waarin jonge automobilisten risicovol rijgedrag vertonen (zie bijvoorbeeld studies in Duitsland [14] en Israël [15]).
Factoren die tijdelijk de rijgeschiktheid verminderen
Als we ze vergelijken met automobilisten van middelbare leeftijd, kunnen we het volgende over de invloed van tijdelijke factoren op jonge automobilisten zeggen:
- Jonge automobilisten rijden niet vaker onder invloed van alcohol, maar hebben wel een hoger risico als ze onder invloed van alcohol autorijden (zie de vraag Is het gebruik van drugs en alcohol in het verkeer een probleem onder jonge automobilisten? en SWOV-factsheet Rijden onder invloed van alcohol).
- Jonge mannelijke automobilisten rijden vaker onder invloed van drugs. Zie de vraag Is het gebruik van drugs en alcohol in het verkeer een probleem onder jonge automobilisten? en SWOV-factsheet Drugs- en geneesmiddelen voor meer informatie over drugsgebruik van jonge automobilisten.
- Uit internationaal onderzoek blijkt dat jonge automobilisten tijdens het rijden vaker afgeleid zijn door jonge passagiers [16] en door het gebruik van geluidsapparatuur en mobiele telefoons [17], wat de ongevalskans aanzienlijk verhoogt. Zie de vraag Is afleiding een probleem voor jonge automobilisten? voor meer informatie over dit onderwerp.
- Vermoeidheid speelt bij jonge automobilisten een grotere rol, omdat zij naar verhouding veel ’s nachts rijden, als er een natuurlijke geneigdheid is om in slaap te vallen ([18]; SWOV-factsheet Vermoeidheid). Daarnaast is er een mismatch in de biologische ontwikkeling van het slaap-waakritme, de hoeveelheid slaap die ze nodig hebben en het opgelegde dagritme door school, opleiding of werk van jongeren [19]. Vermoeidheid door slaapgebrek is echter lastig aan te voelen voor jongeren, en daardoor ook moeilijk te reguleren [20]. Uit een onderzoek in het Verenigd Koninkrijk blijkt dat slaapgebrek samenhangt met een hoger ongevalsrisico [21].
- Extreme emoties kunnen bij jonge automobilisten risicogedrag veroorzaken. De manier waarop emoties het gedrag beïnvloeden, is afhankelijk van de persoonlijkheid van de jongere en de context waarin hij zich bevindt [22].
Sociale omgeving
Een ‘sportieve rijstijl’ wordt gebruikt om indruk te maken op vrienden. Jonge automobilisten met een of meer jonge passagiers hebben een hoger ongevalsrisico dan wanneer ze zonder passagiers rijden. Bij een passagier van middelbare leeftijd daalt dit ongevalsrisico juist. Jonge mannelijke bestuurders hebben een sterkere verhoging van het risico dan vrouwen door de aanwezigheid van jonge passagiers. Bij jonge mannelijke bestuurders versterkt het effect van de aanwezigheid van een passagier als de passagier ook mannelijk is en verzwakt het als de passagier vrouwelijk is [16]. Ouders fungeren als voorbeeld voor jongeren; het rijgedrag van de ouder is dus een voorspeller van het rijgedrag van de jongere [23]. Daarnaast hangt het risicogedrag van de jongere af van de mate waarin ouders veilig gedrag aanmoedigen en duidelijke grenzen aangeven [4].
Snelheid
Uit internationale literatuur blijkt dat jonge automobilisten relatief vaak betrokken raken bij een ongeval doordat ze te hard rijden voor de omstandigheden [24], bijvoorbeeld in bochten [25]. Te hard rijden naar omstandigheden hangt samen met diverse factoren die hierboven benoemd zijn, zoals weinig rijervaring, nog niet goed kunnen afstemmen van risicogedrag op eigen vaardigheden en omgaan met groepsdruk van leeftijdsgenoten. Uit Nederlands onderzoek naar zelfgerapporteerde snelheden blijkt dat jonge automobilisten vaak niet direct na het behalen van het rijbewijs op autosnelwegen harder dan de snelheidslimiet rijden, maar wel als ze wat ouder zijn (20-24 jaar) [8].
Omgeving
Jonge automobilisten rijden relatief vaak in omstandigheden die ook voor ervaren bestuurders het ongevals- en letselrisico verhogen: ze rijden vaker in wat oudere auto’s met minder passieve en actieve veiligheidsvoorzieningen [26] en ze rijden waarschijnlijk vaker in het donker.