Fietsongevallen in Nederland : tussenrapportage periode januari - juni 2016.

Auteur(s)
Valkenberg, H. Nijman, S. Panneman, M. & Klein Wolt, K.
Jaar
Samenvatting

VeiligheidNL voert, in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en in samenwerking met de ziekenhuizen die deelnemen aan het Letsel Informatie Systeem, een onderzoek uit naar slachtoffers van fietsongevallen die in 2016 de Spoedeisende Hulp-afdeling van een ziekenhuis bezochten. De belangrijkste doelstellingen van het onderzoek zijn: Inzicht verkrijgen in het aantal en soort ongevallen onder fietsers in de periode van januari 2016 t/m december 2016; Inzicht verkrijgen in eventuele verschuivingen van de oorzaak van fietsongevallen ten opzichte van 2008, 2012 en 2014; Inzicht verkrijgen in het risico op een ongeval. Het onderzoek is een retrospectief vragenlijstonderzoek, waarbij de SEH-bezoekers die een fietsongeval hebben gehad enkele maanden na hun ongeval door het ziekenhuis benaderd werden voor het invullen van een vragenlijst over het ongeval. Van de 3.409 aangeschreven patiënten vulde 34 procent de vragenlijst in. De belangrijkste resultaten van de onderzoeksgegevens over de eerste periode januari-juni 2016 worden hieronder samengevat. Omdat het hier om een tussenrapportage gaat, is vooralsnog sporadisch vergeleken met eerder onderzoek en zijn de ongevallen nog niet afgezet tegen blootstellingsgegevens of bevolkingsgroepen. Onder de SEH-bezoekers naar aanleiding van een fietsongeval waren ongeveer evenveel mannen (51%) als vrouwen (49%). De grootste groep slachtoffers was die van jongens tussen 4 en 12 jaar. Ook meisjes tussen de 13 en 17 jaar hadden relatief vaak een fietsongeval. Een derde deel van de SEH-bezoekers was 55 jaar of ouder. Ruim de helft van de fietsongevallen gebeurde met een gewone fiets. Bijna één op de vijf SEH-bezoekers zat op een elektrische fiets ten tijde van het ongeval. Het aandeel elektrische fietsen op het totaal is iets toegenomen ten opzichte van het onderzoek naar fietsongevallen in 2012, maar dit verschil is niet statistisch significant. Van alle fietsongevallen vond elf procent plaats met een fietser die op een racefiets reed. Er bestaan leeftijdsverschillen wat betreft het tijdstip van de dag waarop de fietsongevallen plaatsvonden. Het grootste verschil is dat ouderen vaak een fietsongeval in de middag hadden, en jongeren en personen van 18-54 vaker in de ochtend- of avondspits. In de weekends waren er ook relatief veel fietsongevallen in de nacht. Van de fietsers die een ongeval hadden op een tijdstip waarop het donker was of schemerde, had 16 procent geen licht. Geen van hen gaf daarbij aan dat het ontbrekende fietslicht de belangrijkste reden voor het ontstaan van het ongeval was. Een derde deel van de fietsongevallen gebeurde op een fietspad. Daarnaast vond ook bijna een derde deel plaats op een gewone weg zonder fietsstrook. Twee derde deel vond plaats binnen de bebouwde kom. Acht procent van de SEH-bezoekers had alcohol gedronken in de 6 uur voorafgaand aan hun fietsongeval, hieronder vielen zowel de SEH-bezoekers die één eenheid alcohol hadden gedronken als de SEH-bezoekers die meerdere eenheden geconsumeerd hadden. Vooral mannen van 18-24 jaar en vrouwen tussen de 18-34 jaar liepen relatief vaak letsel op door een fietsongeval waarbij ze gedronken hadden. Vier procent van de respondenten gaf aan dat het alcoholgebruik een reden was voor het ontstaan van het ongeval. Iets meer dan één procent van de SEH-bezoekers was ten tijde van het fietsongeval bezig met een telefoon (bellen, Whatsappen, etc.). Slechts een enkeling (<1%) gaf aan dat bij het ontstaan van het ongeval een andere verkeersdeelnemer een telefoon gebruikte. Sociaal wenselijk antwoorden zou bij het beantwoorden van deze vragen een rol gespeeld kunnen hebben, er is echter geen reden om aan te nemen dat er op de vragen over de smartphone meer sociaal wenselijk geantwoord zou worden dan op vragen over alcoholgebruik. Vier procent van de fietsers die een ongeval hadden gehad luisterde ten tijde van dat ongeval muziek via een koptelefoon. Twaalf procent meldde afgeleid te zijn door iemand met wie ze praatten tijdens het fietsen. Bijna 7 op de 10 SEH-bezoekers belandden op de SEH-afdeling vanwege een enkelvoudig fietsongeval. Het aandeel enkelvoudige fietsongevallen was het grootst bij ongevallen met elektrische fietsen en het kleinst bij racefietsers. Letsel door op- of afstappen kwam in groten getale voor bij personen van 55 jaar of ouder. Slachtoffers van een enkelvoudig fietsongeval waren relatief vaker in de leeftijd 0-12 jaar of ouder dan 35 jaar. Meervoudige fietsongevallen vonden relatief vaker plaats bij fietsers in de leeftijd 13-34 jaar. Ruim 20 procent van de SEH-bezoekers had naar aanleiding van een fietsongeval hoofdletsel opgelopen. Eén op de drie slachtoffers liep letsel op aan schouder, arm of hand, en één op de vier had letsel aan de heup, het been of de voet. Twintig procent van de SEH-bezoekers werd na behandeling voor hun fietsongeval opgenomen in het ziekenhuis, vooral ouderen. (Author/publisher)

Publicatie

Bibliotheeknummer
20170196 ST [electronic version only]
Uitgave

Amsterdam, VeiligheidNL, 2016, 55 p.; Rapport 655

Onze collectie

Deze publicatie behoort tot de overige publicaties die we naast de SWOV-publicaties in onze collectie hebben.