Gebruik van draagbare media-apparatuur en mobiele telefoons tijdens het fietsen

Resultaten van een grootschalige internetenquête
Auteur(s)
Goldenbeld, Ch.; Houtenbos, M.; Ehlers, E.
Jaar

Nederlandse fietsers bezitten in steeds toenemende mate mediaspelers en/of mobiele telefoons die zij vaak ook tijdens het fietsen gebruiken. Dit roept de vraag op hoe frequent dit gebeurt en of het gebruik van deze apparatuur tijdens het fietsen ook bijdraagt aan een hogere onveiligheid. In opdracht van de SWOV heeft Intomart GfK een vragenlijstonderzoek uitgevoerd in de zomer van 2009. Dit rapport doet verslag van dit onderzoek naar de intensiteit en de wijze van het gebruik van draagbare mediaspelers en mobiele telefoons bij fietsers en naar de mogelijke gevolgen van dit gebruik voor de verkeersveiligheid.

Via een internetenquête onder 2.553 Nederlandse fietsers zijn gegevens verzameld over vier onderwerpen: 1) het gebruik van draagbare media­spelers en mobiele telefoons (kortweg ‘apparatuur’) tijdens het fietsen; 2) de betrokkenheid van fietsers bij ongevallen; 3) bijdrage van het gebruik van apparatuur aan fietsongevallen en 4) eventueel compenserend gedrag bij het gebruik van apparatuur op de fiets. Met ‘apparatuur’ wordt alle draagbare apparatuur bedoeld waarmee gebeld of naar muziek geluisterd kan worden, waarmee naar informatie gezocht kan worden, of waarmee berichten gelezen of verzonden kunnen worden. In de vragen naar fiets­ongevallen is ervoor gekozen om fietsers te vragen naar situaties waarin ze met de fiets gevallen zijn. Het gaat hierbij om ongevallen die meestal zonder of met relatief licht letsel aflopen. Deze zelfgerapporteerde fietsongevallen laten zich dus moeilijk vergelijken met officiële ongevallen­statistieken waar sprake is van zwaarder letsel. De belangrijkste resultaten staan hieronder vermeld.

Gebruik van apparatuur

Drie op de tien fietsers (31%) gebruikt nooit apparatuur op de fiets voor welk doel dan ook. Bijna een op de zes fietsers (17%) gebruikt elke of bijna elke rit apparatuur voor een of ander doel. Muziek luisteren is de meest voorkomende wijze van apparatuurgebruik tijdens het fietsen: 15% van de fietsers luistert elke rit of bijna elke rit naar muziek; 3,3% van fietsers belt zelf of wordt gebeld tijdens elke of bijna elke rit, 3,0% van fietsers stuurt of leest tijdens elke of bijna elke rit een bericht, en 1,7% van fietsers zoekt informatie op tijdens elke of bijna elke rit.

Het gebruik van apparatuur tijdens het fietsen is sterk leeftijdsgebonden. Van de 12-17-jarigen gebruikt driekwart wel eens apparatuur om naar muziek te luisteren, van de 50+’ers een achtste. Bij 12-17-jarigen gebruikt ook driekwart wel eens de telefoon tijdens het fietsen, bij 50+’ers een derde. Jongere fietsers (12-17 en 18-34 jaar) geven ook vaker dan oudere fietsers aan dat ze de apparatuur voor luisteren of bellen blijven gebruiken in specifieke drukke of anderszins complexe verkeerssituaties. In cijfers: het selectief niet-gebruiken van apparatuur in deze situaties – in feite een vorm van compenserend gedrag – wordt twee- tot driemaal vaker door oudere fietsers (50+) gerapporteerd dan door jongere fietsers (12-17 en 18-34 jaar). Uit dit onderzoek blijkt er overigens geen verschil te zijn tussen mannen en vrouwen in het gebruik van apparatuur op de fiets.

Betrokkenheid bij fietsongevallen

Een op de twintig (5,3%) Nederlandse fietsers rapporteert betrokken te zijn geraakt bij minstens één fietsongeval in het afgelopen jaar. Het risico op een fietsongeval is bij 12-17-jarige fietsers ongeveer 1,7 keer zo groot als bij 18-34-jarige fietsers en meer dan 2 keer zo groot als bij 35-49-jarige of bij 50+-fietsers. Het risico op een fietsongeval met jonge fietsers is bijna 2,5 keer zo groot in een grotestadsomgeving (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag) als in andere omgevingen.

Bijdrage van apparatuurgebruik aan fietsongevallen

Volgens deze internetenquête neemt de kans op een fietsongeval toe naarmate vaker gebruikgemaakt wordt van apparatuur op de fiets. Een voorzichtige schatting is dat het risico op een fietsongeval een factor 1,4 keer zo hoog is voor fietsers die  elke rit apparatuur gebruiken dan voor fietsers die dat nooit doen. Het gebruik van apparatuur op de fiets blijkt een van de significante voorspellers te zijn van de kans op een zelfgerapporteerd fietsongeval, naast andere voorspellers zoals leeftijd, tijd besteed aan fietsen, en fietsen in riskante situaties. In relatieve zin is gebruik van apparatuur dus zeker risicoverhogend voor vallen met de fiets. In absolute zin valt de gevaar­zetting door het gebruik van apparatuur wel mee. Ongeveer 10% van alle fietsongevallen, en ongeveer 9% van de fietsongevallen met enig letsel worden voorafgegaan door het gebruik van apparatuur op de fiets. Dit zijn dus de maximale percentages fietsongevallen waarin apparatuurgebruik een rol zou kunnen hebben gespeeld. Andere mogelijke afleidende factoren worden drie keer vaker gemeld bij fietsongevallen dan gebruik van apparatuur. Het gebruik van apparatuur speelt dus wel een rol als afleidende factor, maar deze rol is bescheiden.

Compenserend gedrag

Iets meer dan zes op de tien fietsers die apparatuur gebruiken tijdens het fietsen past naar eigen zeggen het gedrag ook (in enige mate) aan. Als compenserend gedrag voor het gevaar van het gebruik van apparatuur noemen fietsers in de leeftijd van 12-34 jaar vooral dat ze beter opletten. Oudere fietsers die apparatuur gebruiken tijdens het fietsen, noemen vaak de fietshelm als compenserende persoonlijke maatregel.

Aanbevelingen

Er zijn aanwijzingen gevonden dat het gebruik van apparatuur tijdens het fietsen een aparte risicoverhogende factor is, naast andere factoren zoals leeftijd en fietsgebruik.

Het verdient aanbeveling om via voorlichting en educatie erop te wijzen dat gebruik van apparatuur op de fiets een risicoverhogende factor is. Het advies om het gebruik van apparatuur tijdens fietsen helemaal achterwege te laten is weinig kansrijk. Relatief veel jonge fietsers zijn niet overtuigd van het gevaar van apparatuurgebruik tijdens het fietsen of zegt voor het gevaar te kunnen compenseren. De voorlichting zou vooral tips kunnen geven voor een verstandig gebruik van apparatuur tijdens het fietsen.

The use of portable media players and mobile phones while cycling; Results of a large-scale internet survey

Increasingly, Dutch cyclists own portable media players and/or mobile phones which they also often use while cycling. This raises the question of how frequently this is done and whether the use of these appliances while cycling contributes to reduced safety. In the summer of 2009, SWOV commissioned Intomart GfK to carry out a questionnaire study. The present report discusses this study of the intensity and the manner of using portable media players and mobile phones and of the possible road safety consequences.

An internet survey among 2,553 Dutch cyclists was used to collect data about four topics: 1) the use of portable media players and mobile phones (called 'devices' from here on) while cycling; 2) their involvement in bicycle crashes; 3) the contribution of the use of devices to bicycle crashes and 4) possible compensatory behaviour for the use of devices while cycling. The term 'device' refers to all portable devices that can be used to make a telephone call or to listen to music, that can be used to find information, or to read or send messages. For the questions about bicycle crashes, it was decided to ask cyclists about situations in which they fell with their bicycle. These crashes usually result in no or relatively slight injury. It is therefore difficult to compare these self-reported bicycle crashes with official crash statistics which involve more serious injury. The most important results are given below.

Use of devices

Three in every ten cyclists (31%) never uses any devices while cycling for whatever purpose. Almost one in every six cyclists (17%) uses an device for some particular purpose during every or almost every trip. Listening to music is the most common way of device use while cycling: 15% of the cyclists listens to music during every or almost every trip; 3.3% of the cyclists uses a phone to make or receive a phone call during every or almost every trip, 3.0% of the cyclists reads or sends a message during every or almost every trip, and 1.7% of the cyclists looks for information during every or almost every trip.

The use of devices while cycling is very age-specific. Three quarters of the 12-17 year olds sometimes uses an device to listen to music, and one eighth of the over 50s does. More than older cyclists do, younger cyclists (12-17 and 18-34 years old) indicate that they continue to use devices for listening or phoning in specifically busy or otherwise complex traffic situations. More specifically, older cyclists (50+) report selectively not using devices in these situations – which is in fact a form of compensatory behaviour – two to three times more frequently than younger cyclists (12-17 and 18-34 years old). The study did not indicate any difference between male and female cyclists in the use of devices.

Involvement in bicycle crashes

One in every twenty (5.3%) Dutch cyclists report having been involved in at least one bicycle crash during the past year. The risk of a bicycle crash for 12-17 year old cyclists is approximately 1.7 times higher than that for 18-34 year old cyclists and more than twice as high as that for 35-49 year olds or the over 50s. The risk of a bicycle crash involving young cyclists is almost 2.5 times higher in a big city environment (Amsterdam, Rotterdam, The Hague) than in other environments.

Contribution of device use to bicycle crashes

This internet survey has found that the risk of a bicycle crash increases with increasing use of devices. A careful estimate is that the odds of being involved in a bicycle crash are higher by a factor of 1.4 for cyclists who use devices during every trip than for cyclists who never do. Like other predictors such as age, time spent on cycling, and cycling in hazardous situations, the use of devices while cycling appears to be one of the significant predictors of the probability of a bicycle crash. In a relative sense, the use of devices does indeed increase the risk of taking a fall while cycling. In an absolute sense, the use of devices does not seem to be as hazardous as might be expected. Approximately 10% of all bicycle crashes and about 9% of the bicycle crashes with any form of injury are preceded by the use of devices. Therefore, these are the maximum percentages of bicycle crashes in which the use of devices could have played a role. Other possible distracting factors in bicycle crashes are mentioned three times more than the use of devices. Therefore, the use of devices is a distracting factor, but only to a modest extent.

Compensatory behaviour

Just over six out of ten cyclists using devices while cycling reports adapting their behaviour (to some extent). Cyclists in the age group 12-34 mainly mention being more attentive as compensatory behaviour.  Older cyclists who use devices while cycling often mention the bicycle helmet as a compensatory personal measure.

Recommendations

There are indications that in addition to factors like age and bicycle use, the use of devices while cycling is an independent risk-increasing factor.

It is advisable to use public information and education to raise the awareness that the use of devices while cycling is a risk-increasing factor. The advice not at all to use devices while cycling is not likely to be effective. Relatively many young cyclists are not convinced of the hazards of using devices while cycling or say they can compensate for the hazard. Public information could focus on providing suggestions about sensible use of devices while cycling. 

Rapportnummer
R-2010-5
Pagina's
58 + 35
Gepubliceerd door
SWOV, Leidschendam

SWOV-publicatie

Dit is een publicatie van SWOV, of waar SWOV een bijdrage aan heeft geleverd.