Is het veiliger om de bromfietsers binnen de bebouwde kom op de rijbaan te laten rijden in plaats van op het fietspad? Om deze vraag te kunnen beantwoorden heeft de SWOV een onderzoek opgezet waarbij de maatregel 'bromfiets op de rijbaan' centraal staat. Deze maatregel is in drie gemeenten (Apeldoorn, Den Haag en Tiel) op proef ingevoerd in november 1991 en wordt geëvalueerd aan de hand van twee onderzoeken namelijk: een ongevallenstudie en gedragswaarnemingen. Deze onderzoeken maken beide een vergelijking tussen een voorsituatie voor invoering van de maatregel, en een nasituatie wanneer de maatregel wel is ingevoerd. Dit verslag gaat over de gedragswaarnemingen. Over de ongevallenstudie zal naar verwachting in 1993 worden gerapporteerd. Bij de gedragswaarnemingen zijn de bromfietsers geobserveerd met behulp van een nieuwe observatiemethode.
Het onderzoek heeft onder andere de volgende resultaten opgeleverd. In de nasituatie zijn er meer ontmoetingen tussen bromfietsers en andere verkeersdeelnemers, maar het aantal ontmoetingen met hinder is ongeveer gelijk gebleven. De meeste hinder blijkt op te treden wanneer brom- of snorfietsers op het fietspad rijden (63%), maar de hinder die op de rijbaan plaatsvindt lijkt iets gevaarlijker. Ten tijde van de nameting reed 15% van de bromfietsers (die op de rijbaan behoren te rijden) op het fietspad en deze nemen in de nameting nog 33% van de hindergevallen op het fietspad voor hun rekening. De maatregel lijkt geen effect te hebben op de gemiddelde snelheid van het autoverkeer, deze is in voor- en nameting nagenoeg gelijk. De geschatte snelheid van de bromfietsen is in de nameting toegenomen ten opzichte van die in de voormeting.
De resultaten van deze studie leiden tot de aanbeveling aandacht te besteden aan het snelheidsgedrag van bromfietsers, wanneer zij op de rijbaan rijden. Bovendien valt op dat in twee gemeenten (Tiel en Den Haag) een deel van de bromfietsers op het fietspad blijft rijden wat relatief veel hinder oplevert. Aanbevolen wordt dit bijvoorbeeld via betere aanduidingen, via voorlichting en politietoezicht te voorkomen. Ten slotte zullen de resultaten van deze studie gebruikt worden in het ongevallenonderzoek teneinde mogelijke veranderingen in het ongevallenproces beter te kunnen interpreteren.