Hersenontwikkeling en ongevalsrisico van jonge bestuurders

Een literatuurstudie
Auteur(s)
Vlakveld, W.P.
Jaar

Jonge beginnende bestuurders van motorvoertuigen hebben een hoger ongevalsrisico dan oudere, meer ervaren bestuurders. Ruwweg zijn daarvoor twee mogelijk oorzaken aan te wijzen: 1) een gebrek aan ervaring, en 2) ‘de wilde haren’ behorend bij de leeftijd en de ontwikkelingsfase van de hersenen. De vraag in dit rapport is in hoeverre deze tweede oorzaak een rol speelt en wat hersenonderzoek ons daarover leert. Vervolgens gaan we in op de vraag wat dit zou kunnen betekenen voor:

  • de leeftijdsgrenzen waarop iemand voor het eerst gemotoriseerd aan het verkeer mag deelnemen;
  • de wijze waarop rijles gegeven wordt; en
  • de voorwaarden waaronder jongeren gemotoriseerd aan het verkeer mogen deelnemen.

Deze verkennende literatuurstudie is niet geschreven om een definitief antwoord te geven op deze vragen, maar is bedoeld om mensen die zich bezig houden met verkeersveiligheid en verkeersveiligheidsbeleid, maar geen neurowetenschapper zijn, te informeren over relevante uitkomsten van hersenonderzoek.

Er ontstond behoefte aan een dergelijk overzicht toen deskundigen die betrokken waren bij de invoering van het zogenoemde trekkerrijbewijs, zich afvroegen of 16-jarigen, gelet op hun nog niet volgroeide brein, wel veilig aan het verkeer kunnen deelnemen op grote landbouwvoertuigen. Dit overzicht gaat overigens niet alleen over het rijden op landbouwvoertuigen, maar gemotoriseerde deelname aan het verkeer van jongeren op alle soorten van voertuigen.

Er zijn redenen om aan te nemen dat ‘de wilde haren’ van jongeren een rol spelen bij ongevalsbetrokkenheid. Uit analyse van ongevallen is echter gebleken dat jongeren die gemotoriseerd aan het verkeer deelnemen, niet uitsluitend ongevallen krijgen doordat ze zich roekeloos gedragen. Waarschijnlijk zijn er meer ongevallen doordat ze nog onervaren zijn, dan door roekeloos rijgedrag als gevolg van het feit dat hun hersenen nog niet volgroeid zijn.

Rond een jaar of twaalf raken jongeren in de puberteit. Hierdoor verandert hun hormoonhuishouding. Die verandering heeft ook invloed op structuren in de hersenen die betrokken zijn bij emoties, motivatie en genot. Dit is het zogenoemde limbische systeem. In feite gaat dit limbische systeem op ongeveer twaalfjarige leeftijd al werken als bij volwassenen. Het systeem dat voorkomt dat we niet overhaast handelen en dat ervoor zorgt dat we rekening houden met de (sociale) omgeving, komt echter pas laat tot volledige ontwikkeling. Rond een jaar of 25 is dat systeem, dat zich in de prefrontale cortex (PFC) bevindt, pas volledig volgroeid. Doordat de rijping van het limbische systeem snel verloopt en de rijping van de PFC langzaam verloopt, zijn jongeren als groep wat meer geneigd om te kiezen voor snelle beloning en genot en zijn de gevoelens van gevaar minder sterk ontwikkeld. Dat risicogedrag wordt overigens niet alleen geuit in het verkeer. Jongeren bedrijven meer dan gemiddeld onveilige seks en experimenteren als groep meer dan gemiddeld met drugs. Ook houden jongeren meer dan gemiddeld van extreme sporten. Er zijn echter individuele verschillen; sommige jongeren vertonen nauwelijks een verhoogd risicogedrag.

Ook de meest recente onderzoeken over het risicogedrag van jongeren en hersenontwikkeling tonen aan dat ze niet altijd risicogedrag vertonen. Dit blijkt af te hangen van de omstandigheden waaronder ze rijden, van de motieven waarmee ze rijden, en van de emotionele staat waarin ze tijdens het rijden verkeren. Zo zijn jongeren als ze rustig de tijd hebben om over risico’s na te denken, niet minder risicobewust dan volwassenen. Jongeren zijn ook geneigd minder risico’s te nemen wanneer ze alleen rijden dan wanneer ze met vrienden rijden. Het maakt eveneens uit met welke motief jongeren rijden. Als jongeren serieus met hun werk bezig zijn, zijn ze minder geneigd om risico’s te nemen dan wanneer ze een vrijetijdsrit maken. Dit is mogelijk gunstig voor jongeren die op landbouwvoertuigen rijden. Daar mag men al op 16-jarige leeftijd op rijden en op die leeftijd zijn met name bij jongens de ‘wilde haren’ volop aanwezig. Echter, wanneer jongeren op een landbouwvoertuig rijden dan rijden ze daar doorgaans alleen op en zijn ze meestal serieus met hun werk bezig. Ongunstig is weer dat het voornamelijk jongens zijn die op landbouwvoertuigen rijden en dat landbouwvoertuigen soms oneigenlijk gebruikt worden: ‘met de trekker’ naar school gaan, bijvoorbeeld.

Voor 16-jarigen is het geen probleem om te leren rijden op grote voertuigen, zoals landbouwvoertuigen en vrachtauto’s. Dat wil zeggen als het om voertuigbeheersing en het toepassen van de verkeersregels gaat. Hun hersenen zijn zelfs beter in staat om complexe motorische vaardigheden aan te leren dan de hersenen van volwassenen. Een probleem wordt het echter als het om gevaarherkenning, risicobewustzijn en zelfinschatting gaat. Daar is men feitelijk pas goed in wanneer de hersenen volledig volgroeid zijn.

Hersenonderzoek heeft nog weinig inzichten opgeleverd die direct toepas­baar zijn voor de rijopleiding. Wel is al gebleken dat door een gevaarherkennings­training die deels gebaseerd is op inzichten uit het hersenonderzoek, het kijkgedrag van jonge beginnende bestuurders sterk verbetert. Het gaat om een training waarbij beginnende bestuurders in een rijsimulator worden blootgesteld aan gevaarlijke verkeerssituaties. Of dit kijkgedrag door deze training ook blijvend verbetert is nog niet onderzocht. 

De huidige kennis over de hersenontwikkeling van jongeren biedt aanknopingspunten voor de volgende aanbevelingen:

  • Zorg ervoor dat jongeren gemotiveerd zijn om veilig te rijden. Ze zijn eerder serieus met veilig rijden bezig wanneer ze dat in het kader van werk doen dan wanneer het om plezierritten gaat.
  • Zorg voor betrokkenheid en coaching van ouder(s).
  • Zorg ervoor dat jonge bestuurders voldoende rust en slaap krijgen.
  • Laat vooral de jongste groep bestuurders zo min mogelijk samen met leeftijdsgenoten rijden.
  • Zoek naar effectieve opleiding en training van hogereordevaardigheden,

Hoeveel risicogedrag jongeren op landbouwvoertuigen per saldo nu vertonen in het verkeer, kan op basis van dit literatuuronderzoek niet worden beantwoord. Aanbevolen wordt om onderzoek te doen naar:

  • De omstandigheden waaronder jongeren op landbouwvoertuigen rijden en de motieven waarmee ze rijden. Meer inzicht hierin plus de huidige kennis over hersenontwikkeling en gedrag, maken het mogelijk om aanbevelingen te doen over de leeftijd waarop men het beste kan beginnen met het rijden op een landbouwvoertuig, en over de opleiding voor het rijden op landbouwvoertuigen.
  • Het effect van leeftijdsgenoten op het rijgedrag bij bestuurders van 18 en 19 jaar. Er is alleen buitenlands onderzoek op dit gebied beschikbaar en dat onderzoek gaat over 16- en 17-jarige bestuurders. Wat voor 16- en 17-jarige bestuurders geldt, hoeft namelijk niet te gelden voor 18- en 19-jarige bestuurders.
  • De bestendigheid van de effecten van een in Nederland ontwikkelde gevaarherkenningstraining die gebaseerd is op bevindingen uit het hersenonderzoek. Pas als ook aangetoond is dat door de training vaardigheden blijvend zijn aangeleerd en worden toegepast in de praktijk, is het nuttig om een dergelijke training op te nemen in de rijopleiding.

Brain development and crash risk of young novice drivers; A literature study

Young novice motor vehicle drivers have a higher risk of crashes than older, more experienced drivers. Broadly speaking two possible causes may be given: 1) lack of experience, and 2) 'sowing one’s wild oats' related to the age and stage of development of the brain. The question in this report is the extent to which this second cause plays a role and what brain research teaches us. Then we will address the question of what this could mean for:

  • the age limits for the first active participation in motorized traffic;
  • the way in which driving lessons are given; and
  • the conditions under which young people may participate in traffic with a motor vehicle.

This exploratory literature study has not been written to provide definitive answers to these questions, but is intended to inform those who engage in road safety and road safety policy, but are no neuroscientists, of relevant outcomes of brain research.

The need of such a review occurred when experts who were involved in the introduction of the so-called tractor driver's licence, wondered whether 16-year-olds, taking into account their immature brain, could safely participate in traffic on large agricultural vehicles. This review is not only about driving agricultural vehicles, but on traffic participation by young people on all types of motorized vehicles.

There are reasons to believe that 'sowing one’s wild oats’ plays a role in the crash involvement of young people. However, crash analyses have shown that young people who participate in traffic with motor vehicles are not only involved in crashes due to reckless behaviour. Probably more crashes can be attributed to their inexperience, rather than to reckless driving as a result of their brain not yet being fully grown.

Around the age of twelve young people reach puberty. This changes their hormone systems. That change also affects brain structures involved in emotions, motivation and enjoyment. This is known as the limbic system. In fact, at about the age of twelve this limbic system already works as in adults. The system that prevents hasty acts and that ensures us taking the (social) environment into account, however, does not come to full development until much later. Not until the age of about 25 is this system, which is located in the prefrontal cortex (PFC), fully mature. As the maturation of the limbic system is rapid and the maturation of the PFC is slow, young people as a group are more inclined to opt for fast rewards and pleasure; the feelings of danger are less highly developed. That risk behaviour is not only expressed in traffic. More than average young people participate in unsafe sex and as a group they experiment with drugs more than average. They also enjoy extreme sports more than average. However, there are individual differences; some young people hardly exhibit increased risk behaviour.

The most recent studies into the brain development and risk behaviour of young people indicate that they do not always display risk behaviour. This is found to depend on the circumstances in which they drive, the motives with which they drive, and of their emotional state while driving. In fact young people are not less risk aware than adults when they have the time to quietly think about the risks. Young people are also less inclined to take risks when they drive alone rather than with friends. Their motive for driving is also important in young people. If they are seriously occupied with their work they are less inclined to take risks than when they drive in their leisure time. This may be positive for young people who drive agricultural vehicles. This is already allowed at the age of 16 and at that age 'sowing wild oats’ abounds, especially in boys. However, when young people drive an agricultural vehicle, they typically drive alone and generally are seriously occupied with their work. Unfavourable, however, is that it is mainly boys who drive agricultural vehicles and that improper use sometimes occurs:  going to school by tractor, for instance.

Learning to drive big vehicles such as agricultural vehicles and trucks is no problem for 16-year-olds. That is, when it comes to vehicle control and applying the traffic rules. Their brains are even better capable of learning complex motor skills than the adult brains. However, problems occur when hazard perception, risk awareness and self-assessment are involved. These skills can in fact only be mastered when the brain is fully mature.

As yet, brain research has yielded few insights that are directly applicable for the driver training. However, it has already been found that a hazard perception training which is partly based on insights from brain research considerably improves visual scanning for possible hazards of young novice drivers. In this training novice drivers in a driving simulator are exposed to dangerous traffic situations. It has not yet been studied whether this is a lasting improvement of viewing behaviour.

The current knowledge about brain development of young people offers a basis for the following recommendations:

  • Make sure that young people are motivated to drive safely. They will sooner driver safely when they drive in the context of work, rather than when they drive for leisure.
  • Ensure involvement and coaching by parent(s).
  • Make sure that young novice drivers get sufficient rest and sleep.
  • Especially the youngest group of drivers should be discouraged to drive with age peers.
  • Search for effective education and training of higher order skills such as hazard perception, risk awareness and risk acceptance.

To what extent young people driving agricultural vehicles display risk behaviour in traffic cannot be answered on the basis of this literature review. It is recommended to investigate: 

  • The conditions under which young people drive agricultural vehicles and their motives for driving. More insight in this combined with the current knowledge about brain development and behaviour, allows making recommendations about the best age to start driving an agricultural vehicle, and about the driver training for agricultural vehicles.
  • The effect of age peers on driving behaviour of 18 and 19 year-olds. Only international studies are available on this topic and these studies focus on 16- and 17-year-old drivers. What applies for 16-and 17-year-old drivers, need not apply for 18-and 19-year-old drivers.
  • The permanence of the effects of a hazard perception training that was developed in the Netherlands based on findings from brain research. Not until it has been proven that the training skills are permanent and are applied in practice, it is useful to incorporate such training in the driver training.
Rapportnummer
R-2014-26
Pagina's
47
Gepubliceerd door
SWOV, Den Haag

SWOV-publicatie

Dit is een publicatie van SWOV, of waar SWOV een bijdrage aan heeft geleverd.