Het voeren van verlichting door fietsers, brom- en snorfietsers

Resultaten van metingen, uitgevoerd begin 1996
Auteur(s)
Schoon, Ing. C.C. ; Varkevisser, G.A.
Jaar
Dit rapport doet verslag van een onderzoek naar het voeren van fietsverlichting. De laatste metingen naar brandende fietsverlichting zijn door de SWOV uitgevoerd in 1988 en 1993. Het percentage fietsers dat toen bij schemer en duisternis verlichting voerde was respectievelijk 65% en 54%. Werden de tot dusver uitgevoerde metingen naar fietsverlichting uitgevoerd in combinatie met de vaststelling van zijreflectie op fietsen, deze maal is voor het eerst specifiek naar de verlichting gekeken van fietsers en bovendien van brom- en snorfietsers. Het gaat hier zowel om het branden van het voorlicht als het achterlicht. De metingen zijn verricht in de maanden januari en februari 1996. Beperken we ons eerst tot dezelfde vier meetplaatsen als die van 1988 en 1993, dan blijkt dat het percentage fietsers dat verlichting aan de voorzijde voerde gereduceerd is tot 51%. Hier zit Amsterdam als uitschieter bij met een percentage van 27%. Om de invloed van individuele meetplaatsen zoveel mogelijk te reduceren, is bij de huidige metingen het aantal plaatsen uitgebreid tot tien. Voor deze tien locaties (inclusief Amsterdam) komt het percentage fietsers dat voorverlichting voerde uit op 55%. Voor brom- en snorfietsers zijn de cijfers respectievelijk 94 en 91%. De cijfers voor brandende achterlichten ligt slechts enkele percentages onder dat van de koplampen. De aanwezigheid van achterreflectoren lag op 94%. Ingeval geen achterreflector aanwezig was, brandde het achterlicht slechts in 13% van de gevallen. Persoonskenmerken als geslacht en leeftijd zijn ‘op afstand' bepaald. Fietsers boven de 25 jaar voerden meer verlichting dan de leeftijdscategorieën daar onder. Ook vrouwen reden meer met brandende verlichting in vergelijking met mannen. Daar het de bedoeling is deze metingen van tijd tot tijd te herhalen, zijn in het rapport suggesties voor toekomstig onderzoek gedaan om tot een meer gestandaardiseerde meetmethode te komen. De uitkomsten van de metingen zijn waardevolle basisgegevens ten dienste van de analyse van ongevallengegevens
The use of lighting on bicycles, mopeds and low speed mopeds This report describes a study into the use of bicycle lighting. The last measurements of bicycle lighting (in operation) were performed by SWOV in 1988 and 1993. At that time, the percentage of bicycles that used lighting during conditions of twilight and darkness was 65% and 54%, respectively. While to date, the measurements of bicycle lighting were performed in combination with observations of side reflectors on bicycles, on this occasion the lighting on bicycles and also mopeds and low speed moped was specifically investigated for the first time with respect to both the front and rear light. The measurements were conducted in the months of January and February, 1996. If we confine ourselves firstly to the same four measurement locations as used in 1988 and 1993, then it appears that the percentage of bicycles using front lighting had fallen to 51%. Here, Amsterdam represented the greatest anomaly with a user percentage of 27%. In order to reduce the influence of individual measurement locations as far as possible, the number of locations was extended to ten with the latest measurements. For these ten locations (including Amsterdam), the percentage of bicycles that used front lighting was 55%, while for moped riders and low speed moped riders, the figures were 94% and 91%, respectively. The figures for operative rear lights were only a few percentage points below those for front lights. The presence of rear reflectors was 94%. If there was no rear reflector, the rear light only burned in 13% of cases. Personal characteristics such as gender and age were determined ‘at a distance'. Cyclists aged over 25 used lighting more often than the younger age categories. Also, women more often used their lights than men. As it is intended to repeat these measurements from time to time, the report suggests that further research be conducted to arrive at a more standardised method of measurement. The results of the measurements represent valuable basic data to assist in the analysis of accident data
Rapportnummer
R-96-39
Pagina's
26 + 26
Gepubliceerd door
SWOV, Leidschendam

SWOV-publicatie

Dit is een publicatie van SWOV, of waar SWOV een bijdrage aan heeft geleverd.