Risico’s voor jonge bestuurders in het verkeer : analyse van risicofactoren voor 18 tot 24-jarige bestuurders op basis van een enquête over hun betrokkenheid bij ongevallen. Onderzoek in opdracht van de Staatssecretaris voor Mobiliteit.

Auteur(s)
Slootmans, F. Dupont, E. & Silverans, P.
Jaar
Samenvatting

Zoals genoegzaam bekend zijn 18- tot 24-jarige autobestuurders oververtegenwoordigd in de ongevallenstatistieken. Deze studie, die werd uitgevoerd in opdracht van de Staatssecretaris voor Mobiliteit, had tot doel na te gaan welke factoren samenhangen met een verhoogde kans op ongevallen bij jonge bestuurders. Eerst werd de literatuur er op nageslagen. Op basis daarvan werden 5 groepen van risicofactoren geïdentificeerd. Ten eerste zijn er de persoonskenmerken zoals leeftijd en geslacht. Leeftijd speelt vooral een rol via de normen, waarden en attitudes van jongeren ten opzichte van autorijden. Er is ook een verschil tussen mannen en vrouwen: jonge mannen hebben een hoger risico op ernstige ongevallen dan jonge vrouwen. Ten tweede zijn er de vaardigheden. Hiervoor heeft de rijopleiding een bepalende rol. Een aantal aspecten van deze opleiding — zoals het aantal stagemaanden, het aantal uren rijles en het aantal praktijkexamens — hebben een invloed op de betrokkenheid bij ongevallen. Daarnaast speelt de rijervaring (of het gebrek daaraan) ook een rol voor jonge bestuurders. Vooral tijdens de eerste duizenden kilometers na het behalen van het rijbewijs wordt een verhoogd risico vastgesteld. Ten derde is er de mentale en fysieke gesteldheid en de factoren die hiervoor bepalend zijn. Jongeren rijden minder vaak onder invloed van alcohol dan ouderen, maar voor hen stijgt het risico op een ongeval al vanaf een lagere concentratie van alcohol in het bloed. Ook “vermoeid rijden” komt bij jongeren vaker voor, als gevolg van hun levensstijl (vaak uitgaan, vaak ’s avonds en ’s nachts rijden). Afleiding” is voor jongeren zeer gevaarlijk, omdat ze nog al hun aandacht voor de rijtaak zelf (sturen, schakelen, …) nodig hebben. Ten vierde zijn er de mentale processen. Hieronder kan ondermeerde inschatting van risico’s in het verkeer ondergebracht worden. Jongeren hebben een ander kijkgedrag dan oudere bestuurders en zullen daardoor sommige gevaren niet opmerken. Bovendien worden de eigen vaardigheden vaak overschat, waardoor gevaarlijke situaties niet altijd als gevaarlijk bestempeld worden. Jonge mannen zijn geneigd tot “risicoaffiniteit”, jonge vrouwen tot “risicoaversie”. Ten vijfde zijn er nog de taakeisen en de blootstelling aan risico’s. Jongeren rijden vaak met oude, kleine voertuigen. Deze hebben minder veiligheidsvoorzieningen dan nieuwere wagens, wat de ernst van de ongevallen kan verhogen. Daarnaast heeft ook de aanwezigheid van passagiers een effect op het risico. Oudere en vrouwelijke passagiers hebben een veiligheidsverhogend effect, jonge mannelijke passagiers echter hebben een veiligheidsverlagend effect. Een laatste belangrijke factor is de dag van de week: jongeren hebben meer nog dan oudere bestuurders een verhoogd risico op ongevallen tijdens weekendnachten. Op basis van de literatuurstudie werd een vragenlijst opgesteld waarmee een steekproef van jonge bestuurders ondervraagd werd. Uit een geanonimiseerde versie van het rijbewijzenbestand van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer werden 20000 jongeren op toevallige wijze geselecteerd. De FOD Mobiliteit en Vervoer heeft deze vervolgens per brief gevraagd om deel te nemen aan het onderzoek. In deze brief werd gevraagd om anoniem een online-enquête in te vullen op een specifiek voor het onderzoek gecreëerde website. In totaal beantwoordden 2829 jongeren voldoende vragen, wat neerkomt op een responsgraad van 15,5%. Wat geslacht, leeftijd en woonplaats betreft konden geen grote verschillen vastgesteld worden tussen de totale populatie jonge bestuurders (alle jongeren in het bezit van een rijbewijs B) en de netto-steekproef (de 2829 jongeren die de vragenlijst invulden). De steekproef kan dan ook representatief beschouwd worden voor deonderzochte populatie. (Author/publisher)

Publicatie

Bibliotheeknummer
20111661 ST [electronic version only]
Uitgave

Brussel, Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid BIVV, Kenniscentrum Verkeersveiligheid, 2011, 134 p., 39 ref.

Onze collectie

Deze publicatie behoort tot de overige publicaties die we naast de SWOV-publicaties in onze collectie hebben.