Ruimtelijke kenmerken, geografische bereikbaarheid en reisgedrag.

Auteur(s)
Tillema, T. & Jorritsma, P.
Jaar
Samenvatting

De relatie tussen ruimte en reisgedrag wordt vaak geconceptualiseerd aan de hand van de zogenoemde zes d’s (density, diversity, design, destination accessibility, distance to transit en demand management). Van alle d-variabelen is (geografische) bereikbaarheid van bestemmingen (destination accessibility) het sterkst geassocieerd met de totaal afgelegde afstand. Dichtheid lijkt op het eerste gezicht een minder grote invloed te hebben. De relatief zwakkere relatie tussen dichtheid (density) en reizen lijkt erop te wijzen dat dichtheid een soort van ‘intermediaire variabele’ is die vaak tot uitdrukking komt via andere d’s. Zo is er in gebieden met een hoge dichtheid tegelijkertijd vaak sprake van functiemenging (diversity) en zijn er veel kruispunten (design) en centrale plekken (destination accessibility). Dit resulteert in kortere ritten, meer ov-gebruik en lopen. Met het oog op ontwerpvariabelen (design) blijkt de dichtheid van kruispunten/kruisingen belangrijker te zijn voor de keuze om te gaan lopen dan de connectiviteit (van straten). Deze designgerelateerde resultaten zijn niet direct overdraagbaar naar de Nederlandse context, omdat de gevonden effecten meestal gebaseerd zijn op studies uit Amerika, waar steden doorgaans gridachtige stratenpatronen kennen en er daardoor qua wegontwerp anders uitzien dan Nederlandse steden. Demand management is een zesde d-variabele die recent wordt onderscheiden. Het sturen op parkeren (aantal plekken en kosten) is een voorbeeld hiervan. Het verminderen van het aantal parkeerplekken kan zorgen voor minder autogebruik en meer lopen/fietsen en ov-gebruik. Wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van parkeren/parkeerbeleid is tot op heden echter schaars. Samenvattend kan worden gesteld dat, ondanks alle verschillen tussen landen, gedragsmechanismen toch behoorlijk goed overeen lijken te komen. Ruimtelijke kenmerken blijken invloed te hebben op het reisgedrag. Wel zijn de geobserveerde effecten in Nederland wat kleiner dan in de VS. Via ruimtelijke planning kunnen overheden reisgedrag dus tot op zekere hoogte beïnvloeden. Dit is echter verre van eenvoudig, onder meer door de complexe relatie tussen ruimte en reisgedrag, de traagheid waarmee het landgebruik verandert en door de institutionele setting met verschillende verantwoordelijkheden op nationaal en regionaal/lokaal niveau. Een verder complicerende factor is dat de relatie tussen ruimte en reisgedrag door ruimtelijke, socio-economische en demografische transformaties kan veranderen. Dit kan tevens invloed hebben op de effectiviteit van het ruimtelijk beleid. Adaptief ruimtelijk beleid met geregelde checks kan helpen om beleidsplannen/-ideeën meer toekomstvast te maken. (Author/publisher)

Publicatie

Bibliotheeknummer
20160706 ST [electronic version only]
Uitgave

Den Haag, Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM), Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid KiM, 2016, 35 p., 35 ref.

Onze collectie

Deze publicatie behoort tot de overige publicaties die we naast de SWOV-publicaties in onze collectie hebben.