Safe Cycling Network : ontwikkeling van een systeem ter beoordeling van de veiligheid van fietsinfrastructuur. Rapport in opdracht van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB.

Auteur(s)
Wijlhuizen, G.J. Dijkstra, A. & Petegem, J.W.H. van
Jaar
Samenvatting

De ANWB heeft het initiatief genomen voor een project om de veiligheid van de fietsinfrastructuur in Nederland — en op termijn ook daarbuiten — te verbeteren: het Safe Cycling Network-project. Het project is medegeïnspireerd door het internationale European Road Assessment Programme (EuroRAP/iRAP). Het doel is om een expertsysteem te ontwikkelen waarmee wegbeheerders de fietsinfrastructuur (en dus de fietsveiligheid) kunnen beoordelen. Hierbij is het vooral belangrijk om onveilige fietsstructuur proactief in kaart te brengen en aan te pakken. De ANWB heeft de SWOV gevraagd om de wetenschappelijke verantwoording van het project te verzorgen. Dit rapport is daar een verslag van. Het systeem is tot stand gekomen als resultaat van een aantal fasen. De eerste fase bestond uit literatuuronderzoek en de raadpleging van fietsveiligheidsexperts (wegbeheerders). Daarbij is vooral gekeken naar het belang van gevaarverhogende factoren voor fietsers. Op basis daarvan is een set van indicatoren voor onveiligheid van fietsinfrastructuur geselecteerd. Vervolgens is bepaald hoe wegbeheerders met deze indicatoren in de praktijk fietsinfrastructuur kunnen beoordelen. In twee gemeenten (Harderwijk en Goes) is in pilotprojecten al praktijkervaring opgedaan met het systeem. Daarnaast is er een belevingsonderzoek uitgevoerd waarbij fietsers de veiligheid van fietsvoorzieningen beoordeelden. Deze nieuwe inzichten vanuit de praktijk hebben de bruikbaarheid van het expertsysteem verbeterd. Het resultaat van het project is een systeem dat is beschreven in Bijlage A. Om het expertsysteem te kunnen toepassen, is gekozen voor een werkwijze met twee instrumenten. Ten eerste is een checklist (interface) ontwikkeld met indicatoren die van belang zijn voor de veiligheid van fietsinfrastructuur. Ten tweede is een procedure ontwikkeld waarmee wegbeheerders fietsinfrastructuur kunnen beoordelen op basis van de interface en 360 graden-panoramabeelden (van het bedrijf CycloMedia) van fietsinfrastructuur. Het systeem is in de praktijk bruikbaar gebleken om systematisch gegevens over de veiligheid van fietsinfrastructuur te verzamelen en met elkaar te vergelijken. Het systeem is ook geschikt om locaties te identificeren die (op basis van indicatoren) als onveilig worden beoordeeld. Verder zal het expertsysteem op de volgende onderdelen moeten worden uitgebreid of ingevuld: * Inzicht in de relatie tussen locatie die is beoordeeld als onveilig en de kans op een fietsongeval (validiteit van het systeem). Daarvoor ontbreken veelal gegevens die essentieel zijn, namelijk over: - de intensiteit van fietsverkeer (expositie); - de locatie, toedracht en gevolgen van fietsongevallen; - wegingsfactoren van indicatoren waarmee een eindscore kan worden bepaald voor de veiligheid van fietsinfrastructuur; - de mate van validiteit van het expertsysteem: is er samenhang tussen eindscore van locaties en de kans op fietsongevallen op die locaties van de indicatoren bij het voorspellen van de veiligheid (fietsongevallen); - formule waarin de indicatoren en wegingsfactoren worden verwerkt tot één eindscore per wegvak (de output van het systeem). * Kennis over de mate waarin verschillende personen de indicatoren van fietsinfrastructuur vergelijkbaar coderen (betrouwbaarheid). * Toepassing van het systeem buiten Nederland om ervoor te zorgen dat het ook daar aansluit op de lokale fietsinfrastructuur. Op basis van de conclusies worden de volgende aanbevelingen gedaan: 1. Zoek aansluiting bij de EuroRAP-methode. Dit biedt de volgende mogelijkheden: - kennisuitwisseling ten behoeve van een verdere ontwikkeling van de systematiek; - toepassing van het expertsysteem buiten Nederland en aanpassing daarvan aan de daar geldende situatie; - beheer van de systematiek waardoor het mogelijk is om onderzoeksresultaten te vergelijken (binnen en buiten Nederland). 2. Bepaal de validiteit (relatie tussen veiligheidsscore en kans op fietsongeval) van het systeem. Om de validiteit te kunnen bepalen, wordt aanbevolen: - te bevorderen dat regionale en lokale overheden meer gegevens beschikbaar stellen over dynamische factoren, in het bijzonder intensiteiten (expositie) van fietsverkeer; - om een goede registratie van fietsongevallen (locatie, toedracht, gevolgen) te bevorderen. De ANWB kan bijvoorbeeld onderzoek stimuleren naar de toepassing van mobiele technologie en diensten waarmee fietsers ongevallen kunnen laten registreren bij een meldpunt; - de veiligheidsscore empirisch te toetsen (bepaal de samenhang tussen de veiligheidsscore en de kans op fietsongevallen). 3. Stel de betrouwbaarheid van de coderingen van indicatoren vast door na te gaan of coderingen van indicatoren met elkaar overeenkomen als die worden uitgevoerd door verschillende personen. 4. Zorg voor betrokkenheid van wegbeheerders bij de verdere ontwikkeling van de veiligheidsscore van het systeem door pilots in de praktijk uit te voeren, zoals de pilots in Fryslân.

Publicatie

Bibliotheeknummer
C 51697 [electronic version only]
Uitgave

Den Haag, Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid SWOV, 2014, 134 p., 52 ref.; R-2014-14

SWOV-publicatie

Dit is een publicatie van SWOV, of waar SWOV een bijdrage aan heeft geleverd.