Snelheidsbeïnvloeding door voorlichting

Auteur(s)
Wittink, Drs. R.W.; Levelt, Dr. P.B.M
Jaar
In opdracht van de Directie Voorlichting en de Hoofdafdeling Verkeersveiligheid van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is in dit rapport een opzet gemaakt voor de evaluatie van voorlichting die ten doel heeft sneheidsovertredingen tegen te gaan. Het overheidsbeleid op dit gebied zal er op gericht zijn het snelheids- gedrag van de individuele weggebruiker te problematiseren. Dat wil zeggen: automobilisten het (te) snel rijden te laten ervaren als een persoonlijk probleem. Negatieve gevoelens over het snelheidsgedrag kunnen betrekking hebben op het snelrijden zelf of op het snelheidsgedrag van anderen. Indien snel rijden wordt ingegeven door een zucht naar sensatie zal problematisering hoogstens succes kunnen hebben wanneer de beheersing over het voertuig vermindert. Attitude-verandering is in principe te bereiken door mensen ervan te overtuigen dat (a) hun gedrag bepaalde consequenties zal hebben en (b) door te bewerkstelligen dat de reeds bestaande consequenties een andere waardering of lading krijgen. Ook kan worden getracht voor de persoon in kwestie een attitude toegankelijker te maken, bijvoorbeeld door mensen te verleiden tot een belofte. Maar beïnvloeding van een attitude alleen is meestal niet erg effectief. Er is tegelijkertijd een goed beeld nodig van wat anderen doen en vinden. Deze gedragsaspecten moeten worden gespecificeerd naar type weg en naar verschillende onderdelen van de rijtaak, zoals het controleren van de auto en het aanhouden van een aangepaste volgtijd. Bovendien moet in het beleid rekening gehouden worden met persoonlijke verschillen. Het is van groot belang dat de overheid beter gebruik maakt van de mogelijkheid maatschappelijke organisatie in te schakelen om invloed uit te oefenen. Daarvoor zal de overheid met deze organisaties tot een gemeenschappelijke probleemstelling ten aanzien van snel rijden moeten komen. Mensen zullen (te) snel rijden niet als een persoonlijk probleem gaan ervaren wanneer de overheid alleen vaststelt wat het probleem is. De belangen en percepties van de weggebruikers en de maatschappelijke organisaties moeten met die van de overheid onder één noemer worden gebracht. Op basis van bovengenoemde mogelijkheden en voorwaarden voor de problematisering van snel rijden, is in dit rapport aangegeven wat de vraagstelling kan zijn voor een evaluatie van beleid
The SWOV was asked by the Department of Information and the Department of Road Safety of the Ministry of Transport and Public Works to set up an evaluation of information campaigns designed to discourage speeding. The aim of government policy in this field is to attempt to influence speeding behaviour through an individual approach of motorists. Encouraging negative feelings about speeding behaviour could focus on speeding as such, on not complying with social standards and on the control one feels over oneself and over traffic situations, including the behaviour of others. If speeding is motivated by a need for sensation, making speeding an item of concern will only be successful if drivers experience a loss of vehicle control. A change in attitude can in principle be realised, either by convincing people of the consequences of speeding behaviour, or by attributing another value or significance to these consequences. It can also be attempted to stimulate a positive attitude, e.g. by encouraging road users to make a commitment not to speed. However, influencing the attitude of motorists tends not to be very effective in itself. A good impression of the actions and opinions of others is also needed. These aspects of behaviour should be specified according to type of road and based on various elements of the driving task, such as control of the car and keeping a safer distance from the car in front. In addition, policy should take into account personal differences. It is of great importance that the government uses social organisations more effectively if it is to exert an influence on speeding behaviour. To this end, the government, in cooperation with these organisations, should arrive at a joint definition of the speeding problem. Making speeding an issue will not be realised if the government only defines speeding as a problem in itself. The interests and perceptions of road users and of the social organisations should harmonise with those of the government. Based on the above possibilities and conditions for making speeding an issue, a description is given of how the problem may be defined in order to enable an evaluation of policy
Rapportnummer
R-94-84
Pagina's
34 + 1
Gepubliceerd door
SWOV, Leidschendam

SWOV-publicatie

Dit is een publicatie van SWOV, of waar SWOV een bijdrage aan heeft geleverd.