Snelheid is een zeer belangrijke factor bij verkeersveiligheid. Snelheid beïnvloedt de kans op een ongeval maar ook de ernst van het letsel als het tot een botsing komt. Daarom heeft het toenmalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat (thans Infrastructuur en Milieu) samen met diverse partners van half april tot half juni 2010 een landelijke snelheidscampagne gevoerd die was gericht op kleinere, veelal onbewust gemaakte snelheidsovertredingen op wegen binnen de bebouwde kom. Doel van de campagne was een verandering in houding (risicobesef en normbesef) en gedragsintentie ten opzichte van kleine snelheidsovertredingen. Verandering van het feitelijk gedrag was in 2010 geen doel van de campagne. De campagne bestond uit een landelijke component (tv, radio en internet), en een lokale component (onder meer matrixborden op de snelweg en borden langs 30- en 50km/uur-wegen binnen de bebouwde kom). Rondom de campagne heeft het ministerie, in samenwerking met de SWOV, snelheidsmetingen laten uitvoeren. Het doel van deze metingen was om het snelheidsgedrag te monitoren, waarbij mogelijke verschillen in snelheidsgedrag zouden kunnen worden gemeten op verschillende locaties, afhankelijk van de snelheidslimiet, de aanwezigheid van campagneborden en de aanwezigheid van zichtbaar politietoezicht. De in dit rapport gerapporteerde snelheidsmetingen zijn te beschouwen als een nulmeting, waartegen mogelijke langetermijneffecten van het herhaald aanbieden van de campagneboodschap kunnen worden afgezet. Daarnaast kunnen de metingen dienen als een pilotstudie voor eventuele volgende metingen. Daarom is gekozen voor een exploratieve opzet. Gedurende drie en een halve maand zijn de snelheden van motorvoertuigen gemeten op twintig wegvakken van 30- en 50km/uur-wegen in grotere en kleinere gemeenten in de provincie Zuid-Holland. De metingen vonden plaats met wegkantradars voor, tijdens en na de genoemde snelheidscampagne in 2010. Op sommige van de meetlocaties waren ook voorlichtingsposters geplaatst. Op eveneens een deel van de locaties heeft tijdens de campagne eenmalig, gedurende enkele uren, zichtbaar politietoezicht plaatsgevonden. De metingen laten zien dat de gemiddelde snelheid en het aandeel (kleine) snelheidsovertredingen in de tijd veranderen. De gemeten verschillen vertonen weinig logische samenhang met de verschillende fasen van de campagne. Wel is er een (indicatieve) samenhang gevonden tussen de aanwezigheid van lokale voorlichtingsposters en de rijsnelheid. Op wegen met zulke posters daalde de gemiddelde snelheid en het aandeel overtreders meer dan op wegen zonder die posters. Dit resultaat duidt erop dat lokale posters van invloed zijn op de lokale gereden snelheid. Verder maakte het onderzoek duidelijk dat er binnen de bebouwde kom veel en soms ook grote snelheidsovertredingen worden begaan, vooral op 30km/uur-wegen maar ook op 50km/uur-wegen. Op de onderzochte 30km/uur-wegen overtrad ongeveer 70% van de passerende motorvoertuigen de limiet, waarvan de helft met meer dan 10 km/uur. Op de onderzochte 50km/uur-wegen overtrad circa 35% de limiet, waarvan ongeveer een derde met meer dan 10 km/uur. Op het gebied van snelheid valt dus nog de nodige veiligheidswinst te behalen. Uit de literatuur en uit ervaring met het rijden onder invloed is bekend dat gedragsveranderingen in het verkeer vaak pas optreden na jarenlange activiteiten op het gebied van regelgeving, kennisoverdracht, voorlichting en politietoezicht. Mogelijk geldt dat ook voor snelheidsgedrag. Het ministerie heeft om die reden aangegeven het onderwerp snelheid gedurende een reeks van jaren te willen laten terugkeren in de landelijke voorlichtingsactiviteiten. Het is interessant om rond deze campagnes de ontwikkelingen op gedragsniveau te monitoren. Dit biedt mogelijkheden om eventuele langetermijneffecten te detecteren en de aanpak van de snelheidscampagne te optimaliseren. De huidige verkennende studie heeft enkele onderzoekstechnische aspecten aan het licht gebracht die een volgende keer extra aandacht verdienen. Ten eerste betreft dit de betrouwbaarheid van de meetapparatuur; ten tweede de selectie van meetlocaties.
Speed measurements during the public information campaign 'Keep to the limit' Speed is a very important factor for road safety. Speed not only influences the risk of a crash, but also the injury severity if a crash occurs. That is why the then Ministry of Transport (presently the Ministry of Infrastructure and the Environment), in cooperation with various partners conducted a national information campaign which was aimed at the smaller, often unintended speed violations on urban roads. The campaign was held from mid-April until mid June 2010. The purpose of the campaign was to achieve a change in attitude (risk awareness and a sense of values) and behavioural intention towards small speed violations. In 2010, changing the actual behaviour was not a purpose of the campaign. The campaign included a national component (TV, radio and the internet), and a local component (e.g. motorway matrix signs and traffic signs alongside urban 30 km/h and 50 km/h roads). Around the time of the campaign, the Ministry, in cooperation with SWOV, had speed measurements carried out. The purpose of these measurements was to monitor the speed behaviour in such a way that possible differences in speed behaviour could be measured at different locations, in relation with the speed limit, the presence of local roadside campaign information signs, and the presence of visible police enforcement. The speed measurements presented in this report may be considered a benchmark, against which the possible long term effects of repeatedly offering the message of the campaign can be assessed. In addition, the measurements can be used as a pilot study for possible future measurements. Therefore an exploratory design study has been chosen. During three and a half months the speeds of motorized vehicles were measured on twenty road sections on 30 km/h and 50 km/h roads in larger and smaller municipalities in the Dutch province of South-Holland. The measurements were carried out with roadside radars before, during and after the speed campaign in 2010. Information billboards had been placed at some of the measurement locations. Also at some of the locations, visible police enforcement was carried out once, for a few hours during the campaign. The measurements indicate that the average speed and the share of (small) speed violations change over time. The differences that were measured have little logical coherence with the different phases of the campaign. However, an (indicative) coherence was found between the presence of local roadside information billboards and driving speed. On roads with such billboards the average speed and the number of offenders decreased more than on roads without these billboards. This result indicates that local billboards influence the local speed. Furthermore, the study indicated that many, and sometimes serious speeding offences are committed in urban areas, especially on 30 km/h roads, but also on 50 km/h roads. On the 30 km/h roads that were investigated, approximately 70% of the passing motorized vehicles violated the speed limit, half of which by more than 10 km/h. On the investigated 50km/h roads, approximately 35% violated the limit, about a third of which by more than 10 km/h. Considerable improvement of safety can therefore still be obtained in relation with speed. Literature and experiences with driving under the influence have shown that changes in traffic behaviour only occur after many years of activities in the fields of regulation, knowledge transfer, public information and police enforcement. This may also be the case for speed behaviour. The Ministry has therefore indicated that it intends to make speed a recurring topic in national information campaigns for a number of years. It is interesting to monitor the behavioural developments around the time of these campaigns. This creates the opportunity to detect possible long term effects and to optimize the organization of the speed campaign. The present exploratory study brought to light some research-related aspects that need extra attention in a follow-up study: firstly the reliability of the measurement equipment, and secondly the selection of the measurement locations.