Studie van dodelijke ongevallen op de autosnelweg 2008.

Auteur(s)
Vlaminck, F.
Jaar
Samenvatting

De studie bestaat uit drie delen. In een eerste deel wordt nagegaan of de officiële statistiek van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI) gegevens bevat van alle dodelijke verkeersongevallen die op de autosnelwegen gebeurden in 2008 en of alle er in opgenomen ongevallen wel degelijk op een autosnelweg gebeurden. Om een correct beeld te krijgen van de dodelijke verkeersongevallen die op de autosnelwegen gebeurden werd in samenwerking met de Federale politie, die in principe alle ongevallen op de autosnelwegen vaststelt, een lijst met alle processen-verbaal over dodelijke ongevallen opgesteld. Vervolgens werd een kopij van al deze processen-verbaal aan de vaststellende eenheden gevraagd. Het resultaat van deze opzoeking is dat er in de ADSEI-statistiek enerzijds 13 ongevallen ontbreken, anderzijds dat er 9 ongevallen niet in de statistieken van de autosnelwegen horen. Het tweede deel gaat over de kwaliteit van de in de ADSEI-statistieken gevatte gegevens. Uit de statistiek van de ADSEI werden de dodelijke ongevallen die werkelijk op de autosnelweg gebeurden gelicht en vergeleken met de gegevens die in de processenverbaal worden beschreven. Het gaat dan om 116 ongevallen waarbij volgens de ADSEI 129 dodelijke slachtoffers te betreuren waren (120 doden ter plaatse en 9 dodelijk gewonden), volgens de gegevens uit de processen-verbaal 128 (119 doden ter plaatse en 9 dodelijk gewonden). Uit de vergelijking blijkt dat de statistiek een vrij betrouwbaar beeld geeft van de omstandigheden van de ongevallen. Er zijn een aantal te vermijden fouten die waarschijnlijk het gevolg zijn van het nonchalant invullen van de basisformulieren (het verkeersongevalformulier) door de verbalisanten (bijvoorbeeld het niet registreren van zwaar gewonden, foutief vermelden van het aantal betrokken weggebruikers, foutief benoemen van het geslacht of leeftijd). Het derde deel geeft het resultaat van de analyse van de dodelijke ongevallen die gemaakt werd op basis van de gegevens uit de processen-verbaal. Het voordeel van deze analyse is tweeërlei: ten eerste wordt de analyse niet beïnvloed door de fouten die in de ADSEI-gegevens staan en ten tweede kunnen een aantal interessante gegevens die niet in de ADSEI-statistiek voorkomen bestudeerd worden. In dit deel van de studie worden een aantal “klassieke” parameters onderzocht zoals het aantal dodelijke verkeersongevallen (129), het aantal gedode weggebruikers (144), het voorkomen van de ongevallen in tijd en ruimte, het type ongeval, de hindernis, de weersomstandigheden, … kortom de gegevens die via het verkeersongevallenformulier gevat worden. Interessant is dat een aantal andere omstandigheden konden geanalyseerd worden of meer in detail konden worden bestudeerd. Zo kon worden nagegaan hoeveel bestuurders die een alcoholanalyse of een bloedproef hadden ondergaan positief waren en of deze personen een verantwoordelijkheid hadden in het ongevalgebeuren. Met kennis van het nummer van het proces-verbaal en de identiteit van deze personen kon ook de gemeten waarde van de alcoholintoxicatie bekomen worden bij de politie (resultaten ademanalyses) of de parketten (resultaten bloedproeven). Het resultaat is verbluffend, van de 24 positief geteste bestuurders kunnen 21 een zekere verantwoordelijkheid voor het ongeval worden toegeschreven (eenzijdige ongevallen, achter in voorligger rijden, fout manoeuvre, in slaap gevallen en overdreven snelheid). Ook de gegevens die over de gordeldracht konden verzameld worden zijn sprekend. Slechts van 55% van de bestuurders en passagiers die de gordel moesten dragen kon bepaald worden of ze al dan niet de gordel droegen. Van deze groep droeg slechts 35% de gordel. Aangezien het gemeten draagpercentage op de autosnelweg meer dan 85% bedraagt, kan worden aangenomen dat een hoger draagpercentage door de betrokkenen in de dodelijke ongevallen minder doden tot gevolg had kunnen hebben. Andere vaststellingen die uit de studie van de processen-verbaal volgen zijn dat 2 ongevallen duidelijke zelfmoorden zijn, dat 4 ongevallen veroorzaakt werden door een spookrijder, dat twee ongevallen veroorzaakt werden door een persoon die waarschijnlijk een hartaanval kreeg, dat bij ongeveer de helft van de dodelijke ongevallen een deskundige afstapt, dat 20 bestuurders geen geldig rijbewijs hadden of het niet konden voorleggen, dat 19 bestuurders geen geldige verzekering hadden of geen verzekeringsbewijs konden voorleggen, dat 23 bestuurders geen bewijs van technische schouwing hadden of konden voorleggen. Verder werd ook getracht de ongevallen in te delen volgens de handeling of de gebeurtenis die de directe aanleiding was tot het ongeval. Als afsluiter van de studie werden een aantal operationele en infrastructurele aanbevelingen en aanbevelingen met betrekking tot verder onderzoek geformuleerd. (Author/publisher)

Publicatie

Bibliotheeknummer
20141106 ST [electronic version only]
Uitgave

Brussel, Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid BIVV - Kenniscentrum Verkeersveiligheid, 2011, 45 p.

Onze collectie

Deze publicatie behoort tot de overige publicaties die we naast de SWOV-publicaties in onze collectie hebben.