Rijkswaterstaat heeft een uitvoeringsplan opgesteld om het aantal verkeersdoden op rijkswegen te verminderen. Een speerpunt daarbij is het verbeteren van de veiligheid van de bermen langs autosnelwegen. Er zijn twee basisopties om een berm veilig in te richten. De eerste optie is inrichting met een voldoende ruime obstakelvrije zone. De tweede optie is het afschermen van obstakels met behulp van een afschermingsconstructie.
Rijkswaterstaat heeft aan SWOV gevraagd om te onderzoeken welke inrichtingsvariant veiliger is. Sluit de voorkeur voor een obstakelvrije berm, zoals die nu in de richtlijn staat beschreven, nog steeds aan bij de kennis van nu?
Uit dit onderzoek blijkt dat zowel een goed uitgevoerde obstakelvrije zone als een flexibele afschermingsconstructie de kans op ernstige ongevallen aanmerkelijk vermindert. Beide inrichtingsvarianten vormen daarom een adequate manier om een berm vergevingsgezind in te richten. Beide varianten blijken evenwel ook de kans op een ernstig ongeval niet uit te kunnen sluiten. De vraag of een van beide varianten veiliger is kan op basis van dit onderzoek niet worden beantwoord. Ook ontbreekt evidentie voor een voorkeur voor de obstakelvrije zone. Het advies is daarom om de voorkeur voor de obstakelvrije berm te heroverwegen en om bij het saneren van onveilige bermen maatwerk toe te passen.
Met de combinatie van deze maatregelen, een ruime obstakelvrije zone plús de toepassing van een flexibele afschermingsconstructie aan het einde van de obstakelvrije zone, kan de veiligheid van de berm naar verwachting verder worden geoptimaliseerd.
Aanvullende maatregelen – die geen deel uitmaakten van dit onderzoek – kunnen eveneens een bijdrage leveren aan een optimaal vergevingsgezinde berm. Daarbij valt te denken aan rumble strips langs de buitenkant van de kantstreep of op enige afstand daarvan. Hoe kosteneffectief combinaties van maatregelen kunnen zijn, zal uit nader onderzoek moeten blijken.