Het kabinet heeft op 9 november 2018 op voorstel van minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat ingestemd met de uitgangspunten voor een vrachtwagenheffing. Met deze heffing gaat vrachtverkeer betalen voor het gebruik van de weg. De bedoeling is dat de heffing in 2023 wordt ingevoerd. In het Beleidskader Vrachtwagenheffing geeft de minister op hoofdlijnen aan hoe de heffing eruit komt te zien. In het Conceptwetsvoorstel Vrachtwagen- heffing wordt een tarief van gemiddeld € 0,15 per gereden kilometer gehanteerd op het heffingsnetwerk. Het tarief wordt gedifferentieerd naar de toegestane maximum massa van het voertuig en de euroemissieklasse. Het heffingsnetwerk bestaat uit autosnelwegen, dat is aangevuld met regionale en gemeentelijke wegen, om uitwijk van vrachtvoertuigen naar die wegen te beperken. Verder zal vanwege de introductie van de vrachtwagenheffing het Eurovignet (belasting zware motorrijtuigen, BZM) worden afgeschaft en de motorrijtuigenbelasting (mrb) worden verlaagd. De netto opbrengst van de heffing komt in de vorm van een terugsluis ten goede aan de vervoersector; de beoogde terugsluismaatregelen hebben tot doel innovatie en verduurzaming te stimuleren. Ten behoeve van de onderbouwing van het wetsvoorstel heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat behoefte aan inzicht in de effecten, de kosten en de baten van de vrachtwagenheffing. Dit onderzoek heeft tot doel de vervoers- en verkeerseffecten te kwantificeren van de vrachtwagenheffing, zoals die is beschreven in het Conceptwetsvoorstel vrachtwagenheffing. Het ministerie heeft een consortium van MuConsult, Significance en 4Cast opdracht verleend voor het bepalen van de vervoers- en verkeerseffecten. (Author/publisher)
Samenvatting