Voetgangers en fietsers verplaatsen zich idealiter door 30km/uur-zones en woonerven (snelheidslimiet 15 km/uur) of over fysiek gescheiden voet- en fietspaden langs gebiedsontsluitingswegen (in het vervolg voor de overzichtelijkheid aangeduid als 50km/uur-wegen). Ze kunnen 50km/uur-wegen oversteken bij kruispunten waar de snelheid tot 30 km/uur beperkt is. Als er toch oversteekplaatsen binnen wegvakken van 50km/uur-wegen zijn, bijvoorbeeld zebrapaden, is het belangrijk dat het kruisende verkeer daar maximaal 30 km/uur rijdt. Voet- en fietspaden moeten zo zijn ingericht en onderhouden, dat ze toegankelijk zijn en dat de kans op enkelvoudige ongevallen zo klein mogelijk is, bijvoorbeeld door obstakels te vermijden, voldoende brede voorzieningen en een vlakke verharding. Tabel 2 en Afbeelding 5 vatten samen welke wegtypen er in de Duurzaam Veilig-visie zijn en wat volgens de ontwerpprincipes van Duurzaam Veilig de ideale vormgeving is voor voetgangers en fietsers.
Wegtype |
Snelheidslimiet |
Plaats voetgangers en fietsers op wegvakken |
Plaats voetgangers en fietsers voor oversteken |
Erftoegangsweg |
15, 30 km/uur |
Gemengd met motorvoertuigen |
Overal |
Gebieds-ontsluitingsweg |
50, 70 km/uur |
Gescheiden met fietspad of voetpad |
Kruispunten of rotondes |
Stroomweg |
100, 120 of 130 km/uur |
Niet toegestaan |
Ongelijkvloers (tunnel of brug) |
Tabel 2. Plek voetgangers en fietsers per wegtype in de Duurzaam Veilig-visie.
Afbeelding 5. Functionele indeling van wegen.
Infrastructuur voor veilige interactie met gemotoriseerd verkeer
De Duurzaam Veilig-visie kent onder meer de ontwerpprincipes van functionaliteit en (bio)mechanica, zie SWOV-factsheet Duurzaam Veilig Wegverkeer .
Functionaliteit impliceert dat menging van, en uitwisseling tussen zwaar gemotoriseerd verkeer, voetgangers en fietsers plaatsvindt in verblijfsgebieden (met een maximum snelheid van 15 of 30 km/uur) en op kruispunten van gebiedsontsluitingswegen.
(Bio)mechanica impliceert dat rijsnelheden zijn afgestemd op kwetsbare verkeersdeelnemers zoals voetgangers en fietsers. Waar kwetsbare verkeersdeelnemers mengen met zwaar gemotoriseerd verkeer (in verblijfsgebieden en op kruispunten) is de rijsnelheid maximaal 30 km/uur, omdat de kans op een dodelijke afloop van een ongeval sterk toeneemt bij een botssnelheid vanaf circa 30 km/uur [7]. Op kruispunten waar voetgangers en fietsers zwaar gemotoriseerd verkeer kunnen ontmoeten, is de snelheid idealiter dus maximaal 30 km/uur. Dit is bijvoorbeeld af te dwingen met kruispuntplateaus [8] of rotondes (zie SWOV-factsheet Rotondes). Op 50km/uur-wegen moeten voetgangers en fietsers daar dus met voetpaden en fietspaden fysiek gescheiden worden van het gemotoriseerd verkeer. Oversteken gebeurt op kruispunten omdat op de wegvakken de rijsnelheid te hoog is. Door de ligging van belangrijke looproutes en hoofdfietsroutes kan er ook binnen wegvakken van 50km/uur-wegen behoefte zijn aan oversteekplaatsen.
Volgens de Uitvoeringsvoorschriften BABW mogen er binnen de bebouwde kom zebrapaden zijn op wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur of 50 km/uur. Vanwege de risico’s door hoge rijsnelheden op wegvakken, bevelen de ASVV en andere CROW-publicaties [9] [10] [11] aan om een zebrapad alleen toe te passen onder bepaalde condities (bijvoorbeeld alleen als er relatief veel voetgangers oversteken) en met aanvullende maatregelen (bijvoorbeeld het verlagen van de snelheid van het gemotoriseerde verkeer ter hoogte van de oversteekplaats naar maximaal 30 km/uur met bijvoorbeeld een plateau). Binnen 30km/uur-zones worden zebrapaden in beginsel niet toegepast omdat bij een geloofwaardige inrichting overal binnen de zone veilig overgestoken zou moeten kunnen worden.
Infrastructuur voor het voorkomen van enkelvoudige ongevallen
In vergelijking met infrastructuur voor fietsers, is er nog weinig aandacht besteed aan infrastructuur voor voetgangers ter preventie van enkelvoudige ongevallen omdat deze niet als verkeersongeval worden gedefinieerd. Wel zijn er eisen geformuleerd om voetpaden toegankelijk te maken voor groepen als rolstoelgebruikers, blinden en slechtzienden. Eisen uit het Handboek voor toegankelijkheid [12] zijn bijvoorbeeld brede voetpaden, voldoende opstelruimte op middeneilanden en op- en afritten voor rolstoeltoegankelijkheid. Er is nog te weinig onderzoek beschikbaar om harde conclusies te trekken, maar het is aannemelijk dat het verbeteren van de toegankelijkheid ook helpt om enkelvoudige voetgangersongevallen te voorkomen. Onderzoek naar enkelvoudige voetgangersongevallen suggereert dat afstapjes, losliggende tegels, kuilen, wintergladheid en afval een rol spelen [1] [13].
Om enkelvoudige fietsongevallen te voorkomen, is het belangrijk dat er geen obstakels zijn waarmee gebotst kan worden, dat het wegverloop visueel geleid is met bijvoorbeeld kant- en asmarkering op fietspaden, dat de infrastructuur voldoende breed is, dat de verharding vlak, stroef, vrij van scheuren en schoon is, en dat bermen en randen vergevingsgezind zijn [14] [15] [16]. De details van de ontwerpprincipes van een veilig fietspad staan in de publicatie ‘Bouwstenen voor een comfortabel en vergevingsgezind fietspad’ [17].