Rijlessen mogen alleen gegeven worden door een gediplomeerd rijinstructeur. Dit is geregeld in de Wet Rijonderricht Motorrijtuigen (WRM). Een rijinstructeur moet een diploma van het Instituut voor certificering en examinering in de mobiliteitsbranche (IBKI) hebben en elke vijf jaar een minimaal aantal uren nascholing volgen in de vorm van theorielessen en observaties van de eigen rijlessen. De lesauto moet aan een aantal eisen voldoen (onder andere dubbele bediening).
Bij wet is men in Nederland niet verplicht om rijles te volgen. Zonder rijles is het echter vrijwel onmogelijk om te slagen voor het rijexamen. Mensen die slagen voor het rijexamen hebben in Nederland gemiddeld 42 uur achter het stuur gezeten met een rijinstructeur naast zich [1]. Rijexaminatoren hebben bij het CBR een interne opleiding afgerond, minstens 10 jaar het rijbewijs B en minimaal een mbo+- of havodiploma.
Nederland heeft – in tegenstelling tot de meeste andere landen in Europa – geen nationaal curriculum (leerplan) en geen verplicht minimumaantal theorie- en praktijklessen voordat iemand rijexamen mag doen. Dit komt omdat in Nederland vrijheid van onderwijs bij wet is vastgelegd. Wat aan lesonderwerpen in de rijopleiding aan de orde komt, wordt in hoge mate bepaald door wat getest wordt op het rijexamen. Hierdoor komt een aantal onderwerpen die moeilijk of helemaal niet te testen zijn, maar die wel belangrijk zijn voor de verkeersveiligheid, vaak niet of nauwelijks aan bod. Dit zijn bijvoorbeeld risico-acceptatie, zelfinzicht en weerbaarheid tegen groepsdruk. Dit zijn onderwerpen die er wel vaak (mede) oorzaak van zijn dat jonge beginnende bestuurders bij een verkeersongeval betrokken raken [2] [3] [4] [5].