Scootmobielen en gesloten gehandicaptenvoertuigen
De afgelopen jaren vielen er ruim 40 verkeersdoden onder scootmobielrijders en inzittenden van andere gehandicaptenvoertuigen. Hoewel het aantal over de jaren fluctueert, is er toch een duidelijke stijging te zien in de periode 2010-2019 (Afbeelding 3).
Afbeelding 3. Ontwikkeling van het aantal verkeersdoden onder scootmobielrijders en inzittenden van andere gehandicaptenvoertuigen in de periode 2010-2019. Bron: CBS (Datalink).
Er zijn geen recente, betrouwbare gegevens beschikbaar over het aantal (ernstig) verkeersgewonden onder scootmobielrijders en inzittenden van andere gehandicaptenvoertuigen. De laatste informatie is uit 2011 en is gebaseerd op het Letsel Informatie Systeem (LIS) van VeiligheidNL [10]. Daaruit blijkt dat er in 2011 ongeveer 2000 mensen bij de Spoedeisende Hulp (SEH) werden behandeld na een ongeval met een scootmobiel. Daarvan werd ongeveer een op de drie slachtoffers (36%) voor behandeling opgenomen in het ziekenhuis. Van de 115 slachtoffers die voor deze studie een vragenlijst hadden ingevuld, bleek bijna de helft (48%) een fractuur te hebben opgelopen door het ongeval en was bij 46% sprake van oppervlakkig letsel [10]. Ook Leijdesdorf et al. [11] hebben de letsels van scootmobielongevallen onderzocht. Het ging hier om 242 slachtoffers die in de periode 2003-2013 in het ziekenhuis waren opgenomen. De helft (51%) van deze slachtoffers was ouder dan 75 jaar. Bij 50% van de slachtoffers was sprak van enkelvoudig ernstig letsel, bij 15% meervoudig ernstig letsel, en 4% overleed tijdens de opname.
Wanneer we het aantal dodelijke slachtoffers onder scootmobielrijders en inzittenden van andere gehandicaptenvoertuigen afzetten tegen het aantal afgelegde kilometers volgens het mobiliteitsonderzoek ODiN (periode 2018-2019), leidt dit tot een risico van ongeveer 275 doden per miljard kilometers. Daarmee zou het risico vele malen hoger zijn dan dat van motorrijders (50 doden per miljard kilometer), brom- en snorfietsers (42 doden per miljard kilometer), fietsers (13 doden per miljard kilometer) en voetgangers (11 doden per miljard kilometer) (periode 2010-2019, [12]). Hierbij moet wel worden aangetekend dat de ODiN-gegevens vermoedelijk een onderschatting zijn van het aantal gereden scootmobielkilometers (zie ook de vraag Hoeveel scootmobielen, gesloten gehandicaptenvoertuigen en brommobielen zijn er in Nederland en hoeveel worden ze gebruikt?) waardoor het risico in werkelijkheid wat lager zal liggen.
Het is aannemelijk dat scootmobielrijders bij een ongeval vaker ernstige verwondingen oplopen dan andere onbeschermde verkeersdeelnemers zoals fietsers en snorfietsers. Dit heeft te maken met de relatief hoge leeftijd van scootmobielrijders en het feit dat zij vaak minder gezond zijn dan leeftijdsgenoten die niet van een scootmobiel gebruikmaken. Scootmobielrijders zijn dus vaak fysiek kwetsbaar en een val of botsing zal vaker ernstige lichamelijke gevolgen hebben. Gesloten gehandicaptenvoertuigen bieden door hun carrosserie iets meer bescherming bij een botsing dan een scootmobiel, maar toch veel minder dan de zwaardere ‘gewone’ personenauto’s (zie de vraag Hoe zit het met de botsveiligheid? ).
Brommobielen
Het werkelijke aantal verkeersdoden onder inzittenden van brommobielen is niet bekend; bij de berekening daarvan worden brommobielen samengevoegd met de verkeersdoden onder brom- en snorfietsers. We weten wel dat de politie jaarlijks ongeveer drie doden onder brommobielinzittenden registreert (periode 2010-2019), maar het is dus niet bekend hoe compleet die registratie is. Ook het werkelijke aantal ernstig verkeersgewonden onder inzittenden van brommobielen is onbekend.
Net als voor de gesloten gehandicaptenvoertuigen geldt dat de carrosserie bij een botsing beduidend minder bescherming biedt dan de zwaardere ‘gewone’ personenauto’s (zie de vraag Hoe zit het met de botsveiligheid?).