Het Nederlandse wegennet is opgebouwd volgens het principe van de functionele netwerkopbouw. Dit betekent dat een netwerk in de eerste plaats onderscheid maakt tussen een verblijfsfunctie (bedoeld om te kunnen verblijven zonder verplaatsingsoogmerk) en een verkeersfunctie (bedoeld voor de afwikkeling van verkeer). Verder wordt onderscheid gemaakt tussen de verkeerskundige functies ‘stromen’ en ‘uitwisselen’. Bij stromen heeft het verkeer geen interactie met de omgeving; bij uitwisselen is er juist wel interactie met de omgeving en zijn er abrupte manoeuvres. Stromen en uitwisselen gaan niet veilig samen en moeten volgens Duurzaam Veilig dus strikt gescheiden gehouden worden (mono-functionaliteit). Op wegen in een gebied met een verblijfsfunctie vindt uitsluitend uitwisseling plaats; op wegen met een verkeersfunctie stroomt het verkeer op de wegvakken en is er uitwisseling op kruispunten.
Antwoord