Ongeveer een derde van alle verkeersdoden valt op kruisingen[i]. Het aandeel verkeersdoden op kruisingen binnen de bebouwde kom (bijna de helft) is hoger dan buiten de bebouwde kom (iets minder dan een kwart). Onder fietsers vallen meer verkeersdoden op kruisingen dan op wegvakken: jaarlijks gemiddeld 54% van het totaal. Een andere opvallende categorie zijn de brom- en snorfietsers: binnen de bebouwde kom gebeurt jaarlijks de helft van alle dodelijke ongevallen op kruisingen. Bij de overige vervoerswijzen is het aandeel dodelijke kruisingsongevallen een stuk kleiner in vergelijking met het aandeel verkeersdoden op wegvakken. Voor het autoverkeer geldt bijvoorbeeld dat gemiddeld maar 19% van de verkeersdoden op kruisingen valt en voor voetgangers is dit gemiddeld 26% (zie tabel 2 hieronder). In Tabel 2 is te zien hoeveel doden er gemiddeld per jaar vallen op kruisingen ten opzichte van wegvakken, gemeten over de jaren 2015 – 2019. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom, evenals een onderscheid tussen verschillende vervoerswijzen. De tabel laat absolute aantallen en percentages zien.
Totaal gemiddelde
|
|
Binnen de bebouwde kom |
|
Buiten de bebouwde kom |
|||||||||||||
Kruising |
|
Wegvak |
|
Kruising |
|
Wegvak |
|
Kruising |
|
Wegvak |
|||||||
# |
% |
|
# |
% |
|
# |
% |
|
# |
% |
|
# |
% |
|
# |
% |
|
Totaal |
175 |
31% |
|
382 |
69% |
|
99 |
48% |
|
109 |
52% |
|
64 |
22% |
|
233 |
78% |
Voetganger |
14 |
26% |
|
39 |
74% |
|
12 |
36% |
|
21 |
64% |
|
1 |
7% |
|
13 |
93% |
Fiets |
76 |
54% |
|
64 |
46% |
|
49 |
60% |
|
33 |
40% |
|
24 |
49% |
|
25 |
51% |
Brom- en snorfiets |
15 |
42% |
|
21 |
58% |
|
10 |
50% |
|
10 |
50% |
|
4 |
31% |
|
9 |
69% |
Motor/scooter |
12 |
27% |
|
33 |
73% |
|
5 |
36% |
|
9 |
64% |
|
6 |
21% |
|
23 |
79% |
Auto |
42 |
19% |
|
183 |
81% |
|
13 |
33% |
|
26 |
67% |
|
26 |
16% |
|
138 |
84% |
Vracht- en bestelauto |
3 |
11% |
|
25 |
89% |
|
1 |
33% |
|
2 |
67% |
|
2 |
9% |
|
21 |
91% |
Overige en anders |
12 |
43% |
|
16 |
57% |
|
8 |
50% |
|
8 |
50% |
|
3 |
38% |
|
5 |
63% |
Tabel 2. Het gemiddeld aantal in BRON geregistreerde doden op kruisingen per jaar ten opzichte van wegvakken, gemeten over de periode 2015 – 2019, uitgesplitst naar vervoerswijze en naar binnen en buiten de bebouwde kom. Van 7% van de dodelijke kruisingsongevallen is niet bekend of dit binnen of buiten de bebouwde kom gebeurde. Daarnaast zijn er in werkelijkheid circa 15% meer verkeersdoden dan geregistreerd. Daarvan zijn geen locatiegegevens van bekend, dus ook niet of het ongeval op een kruising of wegvak plaatsvond[ii].
[i] Er wordt hier over kruisingen gesproken omdat de kwaliteit van de locatieregistratie in BRON lastig te beoordelen is (zie de vraag Wat verstaan we onder een kruispunt? ). Er kan dus niet altijd met zekerheid gezegd worden of een ongeval op een kruispunt of kruising plaatsvond. ‘Kruisingen’ omvat beide locaties.
[ii] We weten niet of de niet-geregistreerde verkeersdoden vaker op wegvakken of op kruisingen plaatsvonden; dit leidt mogelijk tot een vertekend beeld wanneer we de verdeling baseren op de in BRON geregistreerde aantallen. De onderregistratie is het grootst bij fietsers, die in zijn algemeenheid vaker een ongeval hebben op kruisingen. Enkelvoudige fietsongevallen waar de onderregistratie nog groter is, vinden echter vaker op wegvakken plaats.