Als we kijken naar de geregistreerde dodelijke ongevallen met een scootmobiel of een gesloten gehandicaptenvoertuig, dan blijkt 94% bij daglicht te gebeuren, 86% bij droog weer en 75% binnen de bebouwde kom (periode 2010-2019; bron: BRON). Voor scootmobielongevallen zien we dat deze voornamelijk overdag plaatsvinden op werkdagen bij droog weer en op een voor de scootmobielrijder bekende plek. Over de omstandigheden van ongevallen met brommobielen is geen informatie beschikbaar.
De informatie over de scootmobielen is afkomstig van een vragenlijststudie onder 115 slachtoffers die behandeld werden bij de Spoedeisende Hulp (SEH) [10] en uit een dieptestudie naar 35 ongevallen [5]. Uit de vragenlijststudie bleek dat de meeste ongevallen op een werkdag (80%) tussen 09:00 en 16:00 uur (72%) waren gebeurd, binnen de bebouwde kom (82%) en op een plek die bekend was bij het slachtoffer (88%). Het ongeval had vaak plaatsgevonden in of om huis of (woon)gebouw (16%), op een straat of weg zonder fietsvoorziening (15%), op een fietsvoorziening (15%) of op een trottoir/voetpad (11%) (zie Afbeelding 5). Let wel: de grootste categorie (in of om huis of woongebouw) zijn geen verkeersongevallen.
Afbeelding 5. Locatie van het scootmobielongeval (Bron: [10]).
De SWOV-dieptestudie [5] laat deels een vergelijkbaar beeld zien. Van de 35 bestudeerde ongevallen vonden er 30 plaats binnen de bebouwde kom, 34 bij daglicht en 33 bij droog weer. Qua locatie zijn er wat verschillen: Ongeveer de helft (n = 16) reed op een fietsvoorziening, een kwart (n = 9) op een trottoir, voetpad of in een winkelgebied, en in zes gevallen op de rijbaan. Op het moment van het ongeval bevonden 10 scootmobielen zich op een gemarkeerde oversteekvoorziening (zebrapad, blokmarkering of kanalisatiestrepen), waarvan zeven voorzien van verkeerslichten. Deze locatieverschillen komen vermoedelijk deels voort uit het feit dat in de SWOV-studie de locatie werd gedefinieerd op basis van formele definities en infrastructurele kennis, terwijl in de studie van Poort en collega’s [10] het de respondenten zelf waren die de locatie aangaven.