Bij de interactie tussen bestuurder en zelfrijdend voertuig zijn er verschillende aspecten van belang. Problemen in de interactie kunnen zich voordoen als (een van) deze aspecten niet op orde zijn. Aspecten die regelmatig worden genoemd in de literatuur zijn: modusbewustzijn, gekalibreerd vertrouwen, gepaste aandacht en behoud van vaardigheden. Hieronder gaan we op elk van deze aspecten in. Problemen kunnen verminderd of zelfs voorkomen worden door goede communicatie tussen bestuurder en voertuig. Hoe deze communicatie kan plaatsvinden staat in de vraag Hoe kunnen zelfrijdende voertuigen en bestuurders en andere weggebruikers met elkaar communiceren?.
Modusbewustzijn
Modusbewustzijn (mode awareness) houdt in dat de bestuurder altijd begrijpt wat de staat, of modus, is van het zelfrijdende voertuig: wie is verantwoordelijk voor (een deel van) de rijtaak, de bestuurder of het voertuig? Dit zorgt ervoor dat de bestuurder zich bewust is van zijn verantwoordelijkheden en hiernaar kan handelen. Als modusbewustzijn niet op orde is, dan kan modusverwarring (mode confusion) ontstaan. Modusverwarring is verwarring bij de bestuurder over de huidige staat van het zelfrijdende voertuig. Dit kan tot gevaarlijke situaties leiden omdat de bestuurder mogelijk incorrect gaat handelen vanuit verwarring. Een incorrecte handeling vanuit modusverwarring heet ook wel een modusfout (mode error) [36]. Een voorbeeld is dat de bestuurder ten onrechte denkt dat het systeem dat afstand houdt tot een voorligger aanstaat en daarom (te) laat op de rem trapt.
Gekalibreerd vertrouwen
Gekalibreerd vertrouwen (calibrated trust) houdt in dat de bestuurder een gepast en reëel vertrouwen heeft in het zelfrijdende voertuig. De mate waarin de bestuurder het voertuig vertrouwt, moet overeenkomen met wat het voertuig daadwerkelijk kan. Wanneer het vertrouwen onterecht groot is, kan dit verkeerd, en daarmee gevaarlijk, gebruik van het voertuig veroorzaken [37]. Anderzijds kan te weinig vertrouwen, of zelfs wantrouwen, leiden tot het niet gebruiken van de automatiseringsfunctionaliteiten, wat de potentiële veiligheidsvoordelen tenietdoet [38].
Gepaste aandacht
De bestuurder moet zijn aandacht richten op activiteiten die kritiek zijn voor veiligheid in het verkeer. Zelfrijdende voertuigen van Niveau 3 en hoger (zie de vraag Welke niveaus van zelfrijdende auto’s voertuigen worden onderscheiden? ) maken het voor de bestuurder echter mogelijk om op bepaalde momenten een niet-rijtaak gerelateerde activiteit uit te voeren. Denk hierbij aan Whatsappen. Maar als de bestuurder verantwoordelijkheden heeft in de rijtaak, is het van belang dat hij hier aandacht aan besteedt. Hij moet dus op tijd stoppen met de niet-rijtaak gerelateerde activiteit en zijn aandacht op de rijtaak richten wanneer dat nodig is. Naast niet afgeleid, moet de bestuurder op kritieke momenten ook niet te vermoeid zijn. Het kan lastiger zijn om gepaste aandacht te hebben in een zelfrijdend voertuig, dan in een conventioneel voertuig [39] [40]. Zo kan het erg vermoeiend zijn om gedurende lange tijd geconcentreerd de rijsituatie in de gaten te houden zonder zelf actief betrokken te zijn bij de rijtaak (zie de SWOV-factsheet Vermoeidheid).
Behoud van vaardigheden
Met toenemende automatisering zal de bestuurder steeds minder zelf actief rijden. Er wordt verwacht dat dit op de lange termijn kan leiden tot een afname van de rijvaardigheid bij de bestuurder [41]. Dit wordt vooral als een mogelijk issue gezien bij zelfrijdende voertuigen van Niveau 3. In dit niveau behoudt de bestuurder de verantwoordelijkheid om de rijtaak over te nemen wanneer nodig, terwijl het voertuig onder bepaalde omstandigheden zelf de rijtaak kan uitvoeren. De bestuurder moet uiteraard zijn vaardigheden om de rijtaak uit te voeren behouden, ook wanneer hier langere periode geen beroep op is gedaan.